Translate

zaterdag 8 september 2018

Waarom haast niemand iets snapt van geld en economie

Het gros van de westerse wereld geniet momenteel van een relatief gunstig economisch klimaat. Maar onder het zonnige wateroppervlak van de globale economie huist een ijsberg van een valutacrisis in de opkomende markten (Turkije, Argentinië...), een wereldschuld op recordniveau, een derivatentijdbom, aanstormende vergrijzing, mondiale overproductie en toenemende ecologische - en energieproblemen. Wie doorziet dat het beleid van de centrale banken heeft bijgedragen tot het ontstaan van omvangrijke zeepbellen (cryptomunten, aandelen, bedrijfsobligaties, kunst en vastgoed) en een grote inkomens- en vermogensongelijkheid ? Hoe kan het dat de werking - en de grote kwetsbaarheid - van ons financieel-economisch systeem, de spil waarrond alles draait, zo weinig wordt begrepen ?



Lacunes in de economische wetenschap
Economie gaat over geld en financiële markten, over werk, over productie en consumptie, over handel maar heeft ook te maken met grondstoffen, ecologie, klimaat, energie, technologie, belastingen en politiek. Maar ook de studie van psychologie en sociologie lijken belangrijk om het economisch gedrag van individuen en groepen enigszins in kaart te brengen. 

Het wel en wee van de wereldeconomie wordt dus beïnvloed door een zeer groot aantal factoren. Elk van de genoemde wetenschappelijke specialisaties heeft heel veel informatie voortgebracht. Maar het integreren van al die kennis, over de grenzen van die verschillende disciplines heen, gebeurt niet. De meeste economen concentreren zich op puur monetaire aangelegenheden en veronachtzamen het belang van grondstoffen en energie. Een holistische analyse van relevante data gebeurt niet of nauwelijks.
Dat wordt eveneens geïllustreerd door het feit dat er maar liefst negen diverse economische scholen bestaan. Hoe zou een kennisgebied, dat onvoldoende inzicht biedt in haar eigen onderwerp, in staat zijn een coherent totaalbeeld te schetsen van de economische realiteit ?

Anders dan de natuurwetenschappen gaat economie over waardeoordelen : hoe welvaart moet worden verdeeld, hoe het algemeen belang het best kan worden gediend, hoe maatschappelijke verbeteringen aan te brengen enz. Ieder economisch beleid ontstaat vanuit een politieke keuze en vaak ook vanuit een morele invalshoek. Economie is eerder een politieke theorie. Het is geen exacte wetenschap en zal dat ook nooit worden.

Lacunes in het onderwijs
Het onderwijs, zoals het vandaag georganiseerd wordt, vertoont grote lacunes in haar kennisoverdracht. Zo is geschiedenis al decennialang, ook in het buitenland, een achtergesteld vak. Tot de jaren tachtig was aan de meeste Amerikaanse universiteiten economische geschiedenis een verplicht onderdeel van de studie economie, maar vandaag wordt dit studieonderdeel niet of veel minder aangeboden. Nochtans is de wetenschap die handelt over de opkomst en van landen en beschavingen enorm leerrijk (lees hierhier en hier). Geschiedenis is echt wel nuttig omdat ze zowel de successen als de mislukkingen van economische theorieën en - beleidsbeslissingen blootlegt.

Ook het geld- en economiethema krijgt in het algemeen vormend onderwijs te weinig aandacht. Ons geldsysteem is het slechtst uitgelegde concept in de academische wereld. De weinigen die monetaire economie hebben gestudeerd kennen de geheimen van het systeem. En die financiële economen werken meestal voor overheden en grootbanken.

Zelfzucht van de bankiers
Bij de uitbraak van de financiële crisis in 2008 bleek dat vele managers van megabanken hun eigen producten niet volledig begrepen. De bekende Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang vermeldt in zijn boek "Economie : de gebruiksaanwijzing" hoe bankiers toegaven dikwijls derivatencontracten van een paar honderd pagina's niet door te nemen wegens tijdsgebrek. Recente nieuwe monetaire technieken en - producten zijn zodanig ingewikkeld dat zelfs binnen de financiële industrie slechts een beperkt aantal mensen kennis van zaken heeft. Sterk voorbeeld hiervan : op het hoogtepunt van de Griekse crisis in 2015 werd er beroep gedaan op de Amerikaanse adviseur Glenn Kim (ex-Lehman Brothers) om een specialist zoals Grieks minister van Financiën Euclides Tsakalotos bij te staan.

Abstractie gemaakt van de complexiteit van speculatietechnieken en centralebankenbeleid is de werking van het geldstelsel feitelijk simpel. De bankierselite creëert geld uit het niets. Dit geld wordt aan overheden, bedrijven en gezinnen uitgeleend en keert vervolgens mét intrest terug naar de bron. Deze verborgen kennis wordt reeds eeuwen van bankiersgeneratie op bankiersgeneratie overgedragen. Een fantastisch businessmodel - feitelijk tot en met een uitbuitingssysteem - waar slechts weinigen weet van hebben.
Bovendien wordt er in de financiële sector zeer goed verdiend. Vandaar dat een zeer uitgebreide en actieve lobby er alles aan doet om deze zeer profijtelijke structuur in stand te houden. En de waarheid weg te houden van Jan met de pet.

Volgens kenner Diederik Schmull zijn er binnen de financiële sector weinig goede analisten. Wie bovendien zijn gefundeerde opinie uitbrengt over bijvoorbeeld de komende daling van de markten - wat klanten kan weghouden van de beurs en dus negatief uitpakt voor commissies en bonussen - wordt binnen de bank scheef bekeken en kan zelfs een promotie mislopen. Producten verkopen en winst maken : daar draait het om. Als analisten, door een gebrek aan expertise of moed niet in staat zijn toekomstige financieel-economische crisissen te herkennen of daarover te communiceren, valt het licht te begrijpen dat het grote publiek helemaal in het ongewisse blijft.

Toppolitici in bed met bankiers
Zo ongeveer iedere regering, China op kop, tracht statistieken omtrent werkloosheid, inflatie, overheidsschuld enz. beter voor te stellen dan ze werkelijk zijn. Wat het zelfs voor ingewijden soms moeilijk maakt om de ware economische situatie van een land correct in te schatten. 

Ten tijde van de bankencrisis in 2008 stelden insiders vast dat er in het Belgische parlement geen 10 volksvertegenwoordigers waren die begrepen wat er aan de hand was. In de westerse parlementen blijft het juridische beroep oververtegenwoordigd. Algemeen kan men vaststellen dat, als het gaat over geld en economie, de politieke klasse een schrijnend gebrek aan essentiële kennis vertoont.

Niet alleen worden parlementariërs benaderd door bancaire lobbyisten, belangrijke politici krijgen zitjes aangeboden in de raden van bestuur van financiële concerns. In de Verenigde Staten worden presidenten en presidentskandidaten gesponsord door Wall Street. De dominantie van megabank Goldman Sachs beperkt zich overigens niet tot de VS, ook in Europa heeft ze meerdere pionnen. Heel belangrijk in deze is de wetenschap dat die grote financiële conglomeraten onontbeerlijke afnemers zijn van grote pakketten staatsleningen. Zo wordt het begrijpelijk dat politici de grootbanken eerder met fluwelen handschoenen 'aanpakken'.

Falende massamedia
Wie het medialandschap overschouwt, ontdekt dat hier een ongezonde concentratie is ontstaan. Niet alleen op het niveau van de persbureaus, ook alle belangrijke mediakanalen (televisie, radio, geschreven pers en het internet) zijn telkens in handen van slechts een paar grote concerns of individuen (lees hierhierhier en hier). Het globale mediacomplex, door transnationale informatieverspreiding, is de voornaamste bron van kennisoverdracht geworden. In samenhang hiermee tonen de getuigenissen van journalisten Janneke MonshouwerUdo Ulfkotte en anderen aan dat de pers niet onafhankelijk opereert. Dat andere belangen primeren.

Zowel de finesses van de financiële markten als het functioneren van de macro-economie zijn complexe fenomenen. Die laten zich niet op een snelle en blitse manier uitleggen. De grote nieuwsreuzen investeren echter weinig of niet in gedegen onderzoeksjournalistiek. Exclusiviteit, snelheid, vlotte verteerbaarheid en verkoopbaarheid zijn de ordewoorden van vandaag. Vele journalisten beperken zich al te vaak tot het puur overnemen, knippen en plakken van artikels en beeldmateriaal afkomstig van de internationale persagentschappen.

Topeconomen die op televisie worden geïnterviewd, krijgen ternauwernood enkele minuten om hun visie duidelijk te maken. En wie van ons ziet nog het bos doorheen de bomen van de dagelijkse informatielawine ?

Meer geconditioneerd dan we denken
We zijn wezens die zich graag conformeren aan een bepaald ideeëngoed en aan hoe anderen denken. Die 'groupthink' is een reëel fenomeen dat we zien opduiken in de politiek, het bedrijfsleven, het sociale verkeer en ook in de financiële wereld. Een correcte maar dissidente analyse of een afwijkende mening die de consensus bedreigt, wordt moeilijk getolereerd. De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer drukte het zo uit : "Elke waarheid doorloopt drie stadia. Eerst wordt ze belachelijk gemaakt. Dan wordt ze hevig bestreden. Tenslotte wordt ze als vanzelfsprekend aangenomen." 

Psychologen hanteren in dat verband het begrip 'cognitieve dissonantie'. In mensentaal : we weten, zien en horen alleen graag datgene wat we willen weten, zien en horen. In dat verband is de mythische Cassandrageschiedenis interessant : Cassandra voorspelde de ondergang van Troje, maar werd door niemand geloofd. Moraal van dit verhaal : de voorspeller van slecht nieuws maakt zich niet populair, maar het in de wind slaan van zijn of haar boodschap kan ernstige gevolgen hebben.

Samenvatting
De wereld zit te diep in het rood. Toch wordt dit gegeven slechts door een kleine minderheid echt onderkend. Economen lijden aan hokjesmentaliteit en vertellen ons niets over het grotere plaatje ('the big picture'). Economie is geen exacte wetenschap. In het onderwijs worden leervakken zoals geschiedenis, geld en economie stiefmoederlijk behandeld. In het financiële milieu worden zeer ingewikkelde technieken toegepast, staat winst maken voorop, houdt men niet van afwijkende meningen en is het functioneren van het mondiale geldstelsel slechts aan zeer weinigen bekend. 

Politici doen geregeld aan statistiekvervalsing, worden door allerlei drukkingsgroepen 'bewerkt' en zijn vaak handen op één buik met de topbankiers. De eigendomsconcentratie van massamedia en de macht die daarvan uitgaat, is zorgwekkend. Diepgaand en onafhankelijk onderzoek is er niet of weinig binnen die communicatieorganen. Bovendien lijdt het grote publiek aan doof- en blindheid door de dagdagelijkse informatietsunami en de eigen geconditioneerdheid.

Allemaal samen zijn dat vele redenen waarom het zo moeilijk is voor niet-kenners om een correct beeld te krijgen van geld en economie en van de ronduit hachelijke situatie van de wereldhuishouding.


Vond je dit een interessant artikel ?  Zo ja, deel het dan even via bvb. de sociale media. Dank !





vrijdag 1 juni 2018

Limieten aan de wereldwijde schuldenexplosie

Al decennialang, maar vooral sinds de financiële crisis van 2008, worden de fundamentele problemen van de wereldeconomie gecamoufleerd door het aangaan van almaar meer schulden. Een overvloed van academische artikels en studies geeft aan hoe schadelijk een hoge schuldenlast wel is voor economische vooruitgang. Hoe hoger het schuldenniveau, hoe groter de beperking van de economische groei. Cruciaal hierbij is de vraag of schulden al dan niet productief worden aangewend. De wet van de afnemende opbrengsten wijst er alleszins op dat extreme schulden tot stagnatie en economische terugval leiden.


Bron : Graham Summers van gainspainscapital.com

Wet afnemende opbrengsten
De globale schuldenlast van overheden, bedrijven en gezinnen bedraagt momenteel een in de mensheidsgeschiedenis ongeziene 318% van het wereldBBP. (BBP staat voor bruto binnenlands product, de totale waarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten op jaarbasis). Naarmate die schuld toeneemt, bewijst de wet van afnemende opbrengsten dat de economische groei kwetsbaarder wordt. En dat vanaf een zeker ogenblik het reële BBP zal afnemen.

Deze schuldenvulkaan heeft ook als gevolg dat de centrale banken het zich niet kunnen veroorloven om de rentevoeten substantieel te verhogen. De wereldeconomie kan simpelweg geen 'normale' rentestand meer verdragen.



Bovenstaande tabel laat zien dat de wet van teruglopende meeropbrengsten niet alleen in de grote landen werkzaam is, maar ook op wereldschaal. Zo is het mondiale BBP per dollar dat uit de mondiale schuld wordt gegenereerd van 36 cent in 2007 gedaald tot slechts 31 cent in 2017. Nog opvallender is hoe in 2007 China van elke dollar gemaakte schuld 61 cent BBP realiseerde en slechts 33 cent vorig jaar. In de afgelopen tien jaar daalde de efficiëntie van de Chinese schulden dus met maar liefst 45%. Zelfs in een van bovenaf gestuurde economie heeft de wet van afnemende opbrengsten dus de overhand.

Productieve - en improductieve schulden
Er zijn verschillende soorten krediet met uiteenlopende economische effecten. Schuldfinanciering is niet noodzakelijk slecht. Voorwaarde is wel dat schulden worden gebruikt voor productieve doeleinden. Het onderscheid tussen 'productieve' schulden en schulden bestemd voor consumptie is evenwel niet altijd duidelijk en heeft daardoor reeds veel controverse veroorzaakt.

Een lening die bestemd is voor productieve doeleinden, zoals een commerciële of industriële investering, met als bedoeling om toekomstige inkomsten te verwerven, kan ondernemingswinsten opleveren. Bijvoorbeeld het bouwen van een fabriek, de creatie en implementatie van een nieuwe technologie, het vervaardigen van instrumenten die de arbeidsproductiviteit bevorderen enz.

Het ontlenen om te investeren in productieve capaciteit is in het algemeen goed omdat dit meestal resulteert in de creatie van reële nieuwe waarde. Dit soort krediet genereert werkgelegenheid en inkomensgroei en dat met een minimale stijging van schuld. 

Schulden maken om een vakantiehuis, nieuwe meubelen, een nieuwe auto of een luxecruise te bekostigen daarentegen verbruikt veeleer kapitaal. Lenen om consumptiebehoeften in te vullen is eerder ongunstig omdat er geen nieuwe waarde wordt gecreëerd en er mogelijk terugbetalingsproblemen kunnen ontstaan. Consumptiekrediet, in tegenstelling tot investeringskrediet, creëert slechts in beperkte mate jobs en inkomenstoename. 

Ook in de publieke sector is er sprake van productieve en improductieve schulden. Schulden die dienen om scholen, autostrades, kanalen, spoorwegen, hospitalen enz. te bouwen zijn positief voor de economie want die zorgen voor tewerkstelling en inkomensgroei. Als een overheid zich echter in de schulden steekt om uitkeringen, pensioenen of intrestkosten te kunnen betalen, kan men spreken van niet-productieve schuldverplichtingen (in deze situatie is er geen overeenstemmende toename van infrastructuur, jobs of inkomen).

Productief kapitaal opgesoupeerd
Verschillende specialisten zijn het er niet slechts over eens dat de wereldwijde schuld te hoog is opgelopen, maar dat er zich in het mondiale financiële systeem ook te veel improductieve schuld heeft opgestapeld (zie hier en hier).


Source: Federal Reserve – Financial Accounts of the United States (Z.1), Bawerk.net

Het grootste gedeelte toegevoegde schuld in de grootste economie ter wereld, de Amerikaanse, zijn consumptieschulden ('counterproductive debt' plus 'unproductive debt' in bovenstaande grafiek). Dit fenomeen van teveel improductieve schulden en - investeringen is eveneens zichtbaar in andere grote economieën (zie hier). Dit grote leningenpakket dient echter te worden terugbetaald van oudere activa die ooit in productieve toepassingen werden gestopt.

Aangezien het niet-productieve aandeel schulden toeneemt ten opzichte van het productieve deel, komt het financieel-economische systeem onder druk te staan en wordt productief kapitaal geleidelijk aan opgegeten.



Dit proces kan ook worden bewezen aan de hand van bovenstaande grafiek. Die laat zien hoe er steeds meer schuld moet worden opgeroepen om een extra BBP-eenheid te creëren. Naarmate er meer geld wordt omgeleid naar onproductieve schuldaflossingen, zal er minder beschikbaar zijn voor productieve investeringen. Wat op zijn beurt de BBP-groei aantast. 

Hoe lang nog ?
Er zit te veel schuld in het financieel systeem en een groot deel daarvan is improductief. Meerdere indicatoren bewijzen dat het aanwenden van schulden om de economische groei aan te zwengelen, ongelooflijk inefficiënt is geworden. Dé vraag is hoe lang deze negatieve ontwikkeling nog kan blijven duren zonder grote schade toe te brengen aan de wereldeconomie.


Vond je dit een interessant artikel ?  Zo ja, deel het dan even via bvb. de sociale media. Dank !






woensdag 9 mei 2018

De verborgen impact van globalisering

Over het voor en tegen van globalisering is reeds heel wat inkt gevloeid. In Duitsland en enkele andere EU-landen weigert de meerderheid van de tegenstanders om hun groep een antiglobaliseringsbeweging te noemen. Deze activisten zijn en blijven inderdaad zeer sceptisch, maar erkennen wel de economische voordelen van internationalisering. Het merkwaardige is dat een aantal ernstige en reële kwesties, die verbonden zijn met economische mondialisering, veel minder aan kritiek worden onderworpen.



De klassieke argumenten pro-globalisering zijn welbekend en ook terecht :
  • De handel tussen landen is toegenomen en wordt vergemakkelijkt door het onderling afstemmen van de regels en het opheffen van belemmerende barrières. In grote gebieden van de wereld is er vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten.
  • Door lagere productiekosten (productie in lagelonenlanden) en het schaalvoordeel (meer afzetmarkten) worden bepaalde producten goedkoper voor de consumenten.
  • Moderne communicatiemiddelen (het internet) maken van de wereld een dorp, werken kostenverlagend en bevorderen innovatie (nieuwe ideeën worden opgepikt, gedeeld en verspreid). De mondiale economische groei vaart er wel bij. De afgelopen 20 jaar is het deel van de wereldbevolking dat in extreme armoede leeft bijna gehalveerd (zie het boek 'Feitenkennis' van Hans Rosling blz 62-63).
  • Globalisering heeft het toerisme populair gemaakt en heeft ons, meer dan ooit tevoren, in contact gebracht met vreemde culturen. En dat laatste wordt als verrijkend ervaren.

Diegenen die de verder schrijdende internationalisering afwijzen, hanteren de volgende beweegredenen :
  • De jarenlange enorme flow van geld, goederen, diensten en mensen doet de nationale grenzen vervagen. In het verlengde hiervan zien vele waarnemers een erosie van het zelfbeschikkingsrecht van natiestaten. Het staat vast dat er steeds meer soevereiniteit wordt overgedragen aan supranationale organisaties. De Europese Unie is een klassiek voorbeeld. Het proces waarbij landen uit economische- en handelsoverwegingen hun wetgeving aanpassen, vinden we ook terug in Noord- en Zuid-Amerika en in Azië.
  • Het Westen bezondigt zich aan cultureel imperialisme. Het westerse waarden- en consumptiemodel vindt almaar sneller ingang in de wereld: overal consumeert men dezelfde westerse producten (kleding, voedsel...), kijkt men naar westerse media en onderwijst men vaak de materialistische, kapitalistische en neoliberale waarden van de ontwikkelde landen.
  • Eerstewereldlanden maken zich ook schuldig aan economisch imperialisme. Meer dan vroeger onderwerpt men de wereld niet alleen meer met militaire - maar evenzeer met economische middelen.

Vele beleidsbepalers in de ontwikkelde landen hebben de aardverschuivende impact van de val van het communisme aan het eind van de jaren tachtig en het toetreden van bevolkingsrijke landen zoals India (in 1995) en China (in 2001) tot de Wereldhandelsorganisatie onderschat. Een studie van het McKinsey Global Institute van 2012 schat dat tussen 1980 en 2010 maar liefst zo'n 1,7 miljard werknemers, vooral afkomstig uit ontwikkelingslanden, zijn toegetreden tot de wereldmarkt. Daarbij komt nog dat in die periode vele arbeidskrachten de overstap maakten van de boerderij naar de fabriek : een ongeziene sociaal-economische omwenteling.

In de loop der jaren is in de rijke landen het ongenoegen toegenomen. Het belangrijkste argument van de miljoenen Amerikaanse werkloze slachtoffers van de economische mondialisering is dat ze de basis van hun levensonderhoud, de maakindustrie (overgeheveld naar lagelonenlanden), verloren hebben zonder kans te maken op enig gelijkwaardig alternatief. Dat is meteen ook de reden waarom zij en president Trump kiezen voor protectionisme.

Deze onvrede is evenwel terug te voeren tot een dieperliggende problematiek. En die ook niet of onvoldoende wordt erkend door de 'zachtere' activisten van de globalisatie-kritische beweging. Die minder belichte - nadelige - effecten van economische mondialisering zijn als volgt :

De werkende klasse in de wereld raakt verdeeld zoals nooit tevoren. Wanneer men een productie-eenheid in Pennsylvania sluit om die naar Mexico te verplaatsen, verliezen enkele honderden Amerikaanse werknemers hun levensonderhoud. Tegelijk bemachtigen in dat Centraal-Amerikaanse land enkele honderden werklozen nu een baan, zij het met een lager loon dan hun Amerikaanse collega's. Toen Siemens in de jaren negentig besloot om haar fabriek van mobiele telefoons in Bochum te sluiten en naar Hongarije te verhuizen, gingen de Duitse arbeiders een bitter gevecht aan om hun job te behouden. Ze waren zelfs bereid om een loonsverlaging te incasseren. Maar uiteindelijk faalden ze in hun opzet. Werknemers worden dus, zelfs binnen hetzelfde multinationale bedrijf en over de landsgrenzen heen, concurrenten van elkaar. 

Het kan ook gebeuren dat fabrieken en bedrijven het niet zien zitten om de ontwikkelde landen te verlaten omdat derdewereldlanden geen ander voordeel kunnen aanbieden dan lage lonen (hun werknemers zijn bijvoorbeeld onvoldoende gekwalificeerd). Het kan ook zijn dat dergelijke naties (de meerderheid van de landen ten zuiden van de Sahara) geen of moeilijk internationaal kapitaal kunnen aantrekken. Het gevolg daarvan is dat er een grote migratiestroom op gang is gekomen van arme en/of werkloze mensen van onderontwikkelde landen naar de meer welvarende regio's in Noord-Amerika en Europa.  

Vele (rijke) landen doen er alles aan om buitenlandse investeerders aan te trekken. Slimme multinationale ondernemingen maken hiervan gebruik om landen tegen elkaar uit te spelen teneinde zo gunstig mogelijke vestigingsomstandigheden (zoals een interessant fiscaal regime, regelontwijking op het gebied van milieu, dierenwelzijn enz) te bekomen. Dat zorgt evenwel voor een neerwaartse druk op lonen, sociale uitkeringen en andere arbeidsvoorwaarden, ook in het Westen. Met andere woorden : een race naar de bodem waar zowel werknemers als werkzoekenden de dupe van zijn, maar wat interessant is voor topmanagement en aandeelhouders.

Globalisering annex innovatie bevordert de technologische ontwikkeling en draagt bij tot kostenbesparingen en winstmaximalisatie. De uitdijende automatisatie, robotisering en digitalisering vraagt niet alleen een steeds rekbaarder aanpassingsvermogen van alle betrokkenen in het arbeidsproces (burn-outs). Het doet ook banen sneuvelen en leidt, zeker in eerste instantie, tot meer werkloosheid. Het is waar dat digitalisering ook nieuwe jobs creëert. Maar hoe dan ook is het voor ontslagen (oudere) werknemers niet evident om een andere en/of gelijkwaardige betrekking te vinden.

Globalisering leidt tot inefficiënt gebruik van energie en grondstoffen. De meeste technologische ontwikkelingen benodigen veel materiële hulpbronnen en veroorzaken ipso facto meer ecologische schade. Daarover lanceerden verleden jaar 15.364 wetenschappers uit 184 landen nog een dringende oproep

Critici van de economische globalisering komen vaak aandraven met de bekende klassieke argumenten. Nader onderzoek bewijst echter dat er nog heel wat meer aan de hand is. Het is zonder meer vreemd dat een aantal dieperliggende aspecten, die duidelijk negatief uitpakken voor mens en milieu, niet meer aandacht krijgen.


Vond je dit een interessant artikel ?  Zo ja, deel het dan even via bvb. de sociale media. Dank !

maandag 2 april 2018

Nicholas Georgescu-Roegen, onbegrepen economisch genie

Nicholas Georgescu-Roegen (1906 - 1994) was een Roemeens-Amerikaans statisticus en econoom die bekend staat als de voornaamste grondlegger van de ecologische economie. Hij was de eerste econoom met een zekere reputatie om te beweren dat alle minerale hulpbronnen van de aarde op een gegeven moment zullen uitgeput zijn.



Meerdere collega's beschouwden hem als een man die op zijn tijd vooruit was. Hij heeft wereldwijd zowel prominente tijdgenoten als activisten geïnspireerd. De ontgroeibeweging, die in de vroege jaren 2000 in Frankrijk en Italië ontstond, beschouwt hem als haar boegbeeld.

Georgescu werd door velen (o.a. door Nobelprijswinnaar Paul Samuelson) aanzien als een van de grootste economische denkers van de vorige eeuw. Ondanks deze blijken van bewondering en het gelobby van Roemeense landgenoten, werd hem nooit de Nobelprijs toegekend.

Economie afhankelijk van de aarde In zijn baanbrekende magnum opus "The Entropy Law and the Economic Process" argumenteert hij dat economische schaarste onlosmakelijk verbonden is met de fysieke realiteit, dat alle natuurlijke bestaansmiddelen onomkeerbaar aan waarde verliezen als ze in het economische proces worden opgenomen.

In dat boek zegt hij ook dat de draagkracht van de aarde, dat wil zeggen de capaciteit van de planeet om de wereldbevolking en haar consumptieniveau te handhaven, in de toekomst hoe dan ook zal terugvallen omdat de eindige grondstoffenvoorraad steeds verder wordt geëxploiteerd. Op die manier is volgens hem de wereldeconomie in haar geheel op weg naar een onvermijdelijke toekomstige ineenstorting, die de ondergang van de menselijke beschaving zal inluiden.


Georgescu wilde de wereldeconomie tot op zekere hoogte afbouwen en het foutieve gangbare paradigma van de neoklassieke economie vervangen door zijn eigen bio-economie. Hij beschouwde de aarde als de exclusieve primaire bron van alle productiefactoren. Het is duidelijk dat noch de neoklassieke-neoliberale benadering, noch het marxisme, noch de Keynesiaanse macro-economie rekening houdt met het grote belang van natuurlijke hulpbronnen in de economie.

Entropie 

Georgescu introduceerde de term 'lage entropie' voor waardevolle natuurlijke hulpbronnen en de term 'hoge entropie' voor waardeloze afval en vervuiling. Het economische proces, bekeken vanuit een fysieke invalshoek, doet niets anders dan onveranderbaar lage entropie in hoge entropie transformeren. Het onomkeerbare van dit economische proces is de reden waarom natuurlijke hulpbronnen schaars zijn. Door die omzetting wordt er voor de mensheid een stroom van natuurlijke rijkdommen - en dus levensmogelijkheden - vrijgemaakt.

De moderne gemechaniseerde landbouw is historisch ontstaan als een resultaat van de groeiende bevolkingsdruk. Maar machines, chemische bemesting en pesticiden zijn voor hun werking allemaal afhankelijk van grondstoffen. Het gevolg daarvan is dat zowel de moderne landbouw, de geïndustrialiseerde voedselproductie als de distributiesystemen praktisch net zo afhankelijk zijn van de grondstoffenvoorraad van de aarde als de industrie altijd al is geweest.
Georgescu waarschuwde dat deze situatie een belangrijke reden vormt voor het afnemen van de draagkracht van onze planeet. In zijn visie is de overbevolking een dynamisch langetermijnfenomeen, een bijproduct van groeiende minerale schaarste.


Bron : Wikipedia
Het bovenstaande schema maakt het economische productie- en consumptieproces duidelijk: we gebruiken en transformeren natuurlijke hulpbronnen, energie en materialen ('lage entropie') om goederen te vervaardigen. Maar die omzetting heeft dus verspilling, afval en vervuiling ('hoge entropie') tot gevolg. Deze transformatie evolueert slechts in een richting en is onomkeerbaar. We dragen onze productieresiduen dus terug over aan de natuur. Op die manier zal de entropie van zowel het milieu als de economie gestaag toenemen.

Daarbij komt nog dat alle door de mens vervaardigde kapitaalgoederen na verloop van tijd in waarde gaan dalen, verslijten en dienen vervangen te worden. Aan de basis van deze kapitaalgoederen ligt altijd weer het gebruik van delfstoffen. De economische ontwikkeling is in essentie een proces van constant toenemende entropie. Georgescu verwierp dus de notie van oneindige vervangbaarheid zoals die opgeld maakt onder neoklassieke economen.


Sociale theorie

Georgescu heeft eveneens een sociale theorie ontwikkeld. Hij argumenteerde dat de economische strijd om te werken en een inkomen te verwerven in grote mate een uitbreiding en voortzetting is van de biologische overlevingsstrijd :

"Zoals Marx geloof ik dat het sociale conflict niet alleen in de mens haar oorsprong vindt maar ook te verklaren is door de materiële condities van de mens. Maar in tegenstelling tot Marx ben ik van mening dat, precies omdat dit conflict zulk een basis heeft, dit niet kan worden geëlimineerd door een menselijke beslissing, noch door enige sociale ontwikkeling van de mensheid."

Zelfs als oorlogen en revoluties een herverdeling konden bewerkstelligen, zal de economische strijd en het sociale conflict blijven bestaan. In om het even welke sociale orde zullen er heersers zijn en overheersten en dat heersen is in grote mate een voortzetting van de biologische strijd ter overleving. Als gevolg van deze stoffelijke condities hebben de leidende klassen uit verleden en heden steeds teruggegrepen naar geweld, ideologie en manipulatie om hun privileges te verdedigen. De economische strijd is dus niets anders dan het verderzetten van de biologische strijd.


Toekomstpessimisme
Georgescu was inderdaad niet bepaald optimistisch over de toekomst van het mensdom. De capaciteit van de aarde om de wereldbevolking en het nodige consumptieniveau te behouden neemt af omdat de eindige voorraad grondstoffen constant wordt aangewend. Anderzijds geloofde hij dat het collectief beperken van onszelf op een permanente en vrijwillige basis voor het veronderstelde voordeel van onbekende toekomstige generaties, ingaat tegen onze biologische natuur.
Zijn conclusie luidt dat we onszelf niet kunnen helpen en dat de wereldeconomie zal blijven groeien tot een onomkeerbare grens. Zoals hij het ziet zijn we gedoemd tot destructie en ondergang :

"Bevolkingsdruk en technologische vooruitgang brengen de 'loopbaan' van de menselijke soort dichter bij haar einde, omdat beide factoren een snellere vermindering van haar grondstoffenschat veroorzaken".

Bron : Oxfam
Hij bekritiseerde ook het gegeven dat de neoklassieke economie een verkeerd beeld schept van het verdeelprobleem (bovenstaand beeld laat zien hoe de vermogensconcentratie in de wereld blijft toenemen) van eindige grondstoffen tussen de huidige en toekomstige generaties. De marktmechanismen van vraag en aanbod schieten systematisch tekort om het intergenerationele distributieprobleem op bevredigende wijze op te lossen. Toekomstige generaties kunnen uiteraard niet aanwezig zijn aan de onderhandelingstafel. Dit marktfalen beschreef Georgescu als de dictatuur van het heden op de toekomst. Het entropiefenomeen zorgt ervoor dat elke mogelijke verdeling van de aardse stock onvermijdelijk zal eindigen met een algehele economische neergang.

Geen goede oplossingen

In zijn studentenjaren had Georgescu de bekende Joseph Schumpeter (die het begrip 'creatieve destructie' lanceerde, een concept dat inherent deel uitmaakt van het kapitalisme) als mentor. Later werd hijzelf leraar en mentor van Herman Daly die het denkbeeld van een 'steady state-economie' ontwikkelde, waarbij regeringen beperkingen opgelegd kregen in het aanwenden van natuurlijke hulpbronnen. Georgescu beschouwde dit idee als een hersenschim omdat men ook in een stationaire economie niet kon ontsnappen aan de wetten van de thermodynamica en grondstoffen zou blijven verbruiken.

Is het efficiënter (eco-efficiëntie) maken van technologieën dan geen oplossing ? Auto's worden inderdaad schoner maar er komen er steeds meer en ze rijden ook meer kilometers. Een voorbeeld dat bewijst dat de economie telkens de efficiëntiewinsten zal 'opeten'. Dit terugkoppelingsprincipe, de onvermijdelijke wetmatige terugslag van te ver doorgedreven doelmatigheid en rationalisering, werd voor het eerst geformuleerd door de Britse econoom William Stanley Jevons. Een stoommachine verbruikt inderdaad minder kolen, maar daardoor komen er meer stoommachines en neemt het verbruik van kolen juist sterk toe. Op deze wijze komt er ook meer economische groei want de efficiënte technologieën nodigen uit om meer te consumeren met dan wel meer verspilling, vervuiling en afval als gevolg.

Ook het concept van duurzame ontwikkeling vond in zijn ogen geen genade. Er kan volgens hem niet zoiets bestaan als een 'duurzaam' exploitatieniveau en het gebruik van een eindige voorraad van niet-hernieuwbare grondstoffen. Want hetgeen overblijft zal sowieso slinken. Als zodanig heeft de Industriële Revolutie een onhoudbare economische ontwikkeling in de wereld gebracht.


Het is een geologisch feit dat minerale ertsen zeer onevenredig geconcentreerd zitten in de aardkorst. Daardoor zal de exploratie en exploitatie van minerale bronnen vroeger of later geconfronteerd worden met het principe van verminderde opbrengsten. Want ontginningsactiviteiten zullen, eens de vlotst te exploiteren ertsen zijn bovengehaald, georiënteerd worden naar minder bereikbare sites met erts van steeds lagere kwaliteit.


Na verloop van tijd zullen de extractiekosten en marktprijzen van die stoffen gaan stijgen. Uiteindelijk zullen alle mineralen uitgeput raken, maar de economische inkrimping zal zich manifesteren lang voor de fysieke uitputting een feit zal zijn. Er zullen nog steeds reservoirs in de aardkorst aanwezig zijn, maar de geologische concentratie van deze voorraden zal zich onder de kritieke kwaliteitsgrens bevinden. Daarom zal voortgaande extractie niet langer rendabel zijn en zal de markt voor dergelijke grondstoffen in elkaar klappen. Deze onderlinge langetermijndynamiek kan niet worden omgebogen en kan in elk economisch systeem worden geobserveerd.


Nieuwe energie niet evident 

Georgescu meent dat een (nieuwe) energietechnologie uitsluitend levensvatbaar is als die een energiesurplus kan genereren dat voldoende groot is om niet alleen in haar eigen werking te voorzien, maar ook kan dienen voor andere toepassingen. Als aan dit criterium niet wordt voldaan, is dergelijke technologie in het beste geval realiseerbaar maar niet rendabel. Hou bovendien in het achterhoofd dat zowel realiseerbare als rendabele technologieën afhankelijk zijn van een constante stroom aan natuurlijke rijkdommen. Als een energietechniek dus geen surplus kan opbrengen, is die volgens Georgescu simpelweg parasitair.

Zo was hij behoorlijk sceptisch over de efficiëntie van zonne-energie. Om werkelijk te voldoen aan de rendementsnorm dient een zonnecollector zoveel netto-energie te produceren dat daarmee een bijkomende zonnecollector van hetzelfde type kan worden gebouwd.

In zijn tijd bestond er klaarblijkelijk nog geen zonnetechnologie die de wereldeconomie op zelfvoorzienende wijze kon aandrijven. De efficiëntie van die techniek is sinds de tijd van Georgescu wel sterk verbeterd. 
Het grootste nadeel van zonne-energie, vergeleken met fossiele brandstoffen, uranium en thorium is het diffuse rendement. Er is inderdaad veel ruimte en uitrusting nodig om die zonnestraling op te vangen, te concentreren, op te slaan en om te zetten vooraleer die kan worden aangewend op een grotere, industriële schaal. De noodzaak van al die materiële voorzieningen beschouwt Georgescu als een bijdrage tot het parasitaire gebruik van zonne-energie.


Foto van de in Zuid-Frankrijk in aanbouw zijnde internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER), de meest complexe machine ter wereld om de haalbaarheid van kernfusie aan te tonen. Zie ook hier en hier.

Maar ook kernfusie als toekomstige energiebron zag hij niet zitten. Deze en andere technische experimenten concentreren zich uitsluitend op hoe energie wordt verworven en niet op welke materialen daarvoor nodig zijn. Zelfs de verspreiding van zonnecollectors over het volledige aardoppervlakte is geen fundamentele oplossing. Want elke industriële economie zal toch afhankelijk blijven van een gestage toevoer van materiële middelen (vooral metalen) die uit de aardkorst worden gehaald. 


Georgescu bleef er op hameren dat in de toekomst het de schaarste aan metalen zou zijn, en niet energiebronnen, die de wereldeconomie de grootste beperking zal opleggen. 

Fysieke entropie
De basis van zijn werk was het zogenaamde fysieke entropieconcept. Hij was er namelijk ook van overtuigd dat materie, indien opgenomen in een economisch proces, onderworpen is aan fysieke degradatie. Volledige recyclage van materie was onmogelijk en dit principe legde hij vast in hetgeen hij bestempelde als de vierde wet van de thermodynamica. Toch was hijzelf niet volledig overtuigd van zijn zelf bedachte 'fysieke entropie'. Hij had zich feitelijk als een neofiet begeven op het terrein van de thermodynamica en bleef zich tot het einde van z'n leven zorgen maken dat de fysici uiteindelijk al zijn inzichten als amateurisme van de hand zouden wijzen.

Zijn stelling omtrent de materie-entropie lokte spoedig een langdurige controverse uit onder zowel fysici als ecologische economen. Toch is men het er mee eens dat de fysieke degradatie van materiële middelen die in de economie plaatsvindt zich voortdurend, onomkeerbaar en op uiteenlopende manieren voordoet. Voor zijn vierde energiewet (volledige en perpetuele recyclage is onmogelijk) is er evenwel geen wetenschappelijke basis voorhanden.


Conclusies
De wereldeconomie is afhankelijk van de eindigheid van de aardse grondstoffenvoorraad en van limieten zoals die geformuleerd worden door de wetten van de thermodynamica. Mainstreameconomen hebben echter geen oog voor de biofysieke basis van het economisch proces en zijn ideologisch geobsedeerd door de marktdynamiek. Het eindeloze groeiparadigma ('the sky is the limit') heeft simpelweg geen toekomst. 

De intellectuele reus die Georgescu was, heeft nooit de volledige erkenning gekregen die hij verdiende. Een belangrijk deel van de intellectuele wereld was - en is - niet in staat om de door hem - inderdaad onaangename - economische waarheden onder ogen te zien.

Vond je dit een interessant artikel ?  Zo ja, deel het dan even via bvb. de sociale media. Dank !


















zaterdag 3 maart 2018

Het lot van complexe samenlevingen

Beschavingen zijn fragiel en niet permanent. Desintegratie van samenlevingen is een fenomeen van alle tijden. Er is schijnbaar geen enkele beschaving of imperium, hoe machtig ook, die aan dat lot kan ontsnappen. Denken we maar aan het wedervaren van Babylonië, het Assyrische Rijk, het oude Egyptische koninkrijk, de Minoïsche beschaving op Kreta, de ineenstorting van het westelijke Romeinse Rijk, het verdwijnen van de Maya's enz. De ondergang van een sterk ontwikkelde cultuur is altijd een weinig begrepen proces geweest.

Joseph Tainter is de Amerikaanse auteur van het bekende, in 1988 verschenen boek, "The Collapse of Complex Societies". Naast andere publicaties schreef hij in 2011, samen met olie-expert Tadeus Patzek, "Drilling Down : The Gulf Oil Debacle and our energy dilemma". Hij studeerde antropologie aan de universiteit van Californië Berkeley en de Northwestern-universiteit, waar hij in 1975 zijn PhD ontving. Sinds 2012 is hij hoogleraar aan het Departement van Milieu en Samenleving aan de Utah State universiteit. Tainter geldt als een van de grootste 'ondergangsspecialisten'. Hij heeft zich vooral gebogen over het verdwijnen van de Romeinen, de Maya's en de Indiaanse Chacocultuur. De verzamelde inzichten omtrent de neergang van culturen van vroegere en tegenwoordige onderzoekers beschouwt hij als onvoldoende wetenschappelijk meetbaar. Daarom ontwikkelde hij zelf een globaal principe, dat zowel verleden als heden verbindt, om de teloorgang van samenlevingen te verklaren.



Definitie
Menselijke samenlevingen evolueren in de loop der tijd en creëren meer soorten onderdelen, meer soorten technologie, meer hiërarchie enz. Die onderdelen dienen in elkaar te worden gepast om een georganiseerd sociaal systeem te vormen. De menselijke geschiedenis wordt gekenmerkt door een schijnbaar onvermijdelijke trend naar hogere niveaus van complexiteit, sociopolitieke controle, specialistische technologie en het verwerken van steeds grotere hoeveelheden energie en informatie.

Gemeenschappen worden tijdens hun bestaan geconfronteerd met bevolkingsgroei, afnemende bodemkwaliteit, klimaatverandering, interne onrust, vijandige buren enz. Het toevoegen van complexiteit is dan een antwoord, een oplossing voor opgedoken problemen. Complexiteit, zoals Tainter het ziet, is een probleemoplossende strategie en de overheid, als sociopolitieke eenheid, fungeert dan als een probleemoplossende organisatie.

Landbouwafhankelijkheid
De laatste 12.000 jaar zijn samenlevingen complexer geworden en behoefden ze meer en meer energie om hun complexiteit in stand te houden. In vroeger tijden werd dit gerealiseerd door een steeds intensievere landbouwproductie en de laatste 200 jaar betrekken we energie voornamelijk uit fossiele brandstoffen.

Landbouwafhankelijkheid lijkt een van de triggers te zijn ter verhoging van complexiteit. Want landbouw vereist sedentair gedrag en betekent dat men zich dient te organiseren in grotere gemeenschappen. Grotere gemeenschappen, door bevolkingsgroei, vereisen een grotere complexiteit (regels, specialisatie, markten, uitwisselingssystemen). Landbouwareaal, brandstofvoorraden en minerale reservoirs die eerst worden geëxploiteerd - wat evident is voor een logisch en economisch verantwoord handelende bevolking - zijn het gemakkelijkst toegankelijk, het overvloedigst en het gemakkelijkst inzetbaar om in de eerste behoeften te voorzien.

Als deze basisgoederen niet langer volstaan, zal men noodgedwongen moeten overstappen naar de exploitatie van hulpbronnen die kostelijker zijn om te verwerven, verwerken en verdelen. Uit Tainters onderzoek blijkt dan dat de bevolking telkens een groter gedeelte van haar energiebudget zal moeten besteden om de maatschappelijke orde overeind te houden. Zo vormt de ondergang van de Maya's een schrijnend voorbeeld van toenemende agrarische problemen. Het bestuderen van Mayaskeletten laat zien hoe, door voortschrijdende ondervoeding, de mensen steeds korter werden en steeds meer ziektebeelden vertoonden.

Duur onderwijs
De kosten gerelateerd aan het verwerken aan informatie neigen in de loop der jaren toe te nemen. Een complexer wordende samenleving vereist namelijk steeds meer gespecialiseerd en beter opgeleid personeel, wat het kostenplaatje groter maakt. Hoger onderwijs - en gespecialiseerde opleidingen nog meer - steunt op eerder verworven algemene kennis. Een algemene opleiding vindt plaats tijdens de vroege jeugd, heeft op langere termijn de grootste waarde en kost ook minder. 

Vermits het nettoresultaat van specialistische scholing slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen aan de voorafgaandelijke algemene opleiding, zal een gespecialiseerde training automatisch een verminderde opbrengst vertonen. Tainter leidt daaruit af dat een samenleving die in haar behoeften meer steunt op algemene scholing, meer waarde zal creëren uit haar investering dan een maatschappij die eerder afhankelijk is van duur gespecialiseerd onderwijs.

Duur onderzoek
De situatie met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling is gelijkaardig. Eerdere, algemene arbeid verricht op een of ander wetenschappelijk terrein ligt aan de basis van elke kennis die verworven werd als resultaat van latere, meer gespecialiseerde research. Gespecialiseerd onderzoek zal per definitie nooit dezelfde resultaten opleveren zoals die door vroegere, algemene research werden bekomen.

Het is geen toeval dat de meest befaamde professionelen pioniers waren die in hun specialisatie het terrein ontwikkelden en daarvan de kernbeginselen vastlegden. Geen van de opvolgers van Einstein (fysica), Darwin (biologie) en Marx (sociale wetenschap) zullen dezelfde invloed en faam verwerven als voornoemde wegbereiders die in hun onderzoeksgebied een revolutie teweegbrachten.

Vergelijk het wetenschappelijk onderzoek in de Middeleeuwen, beoefend door individueel opererende naturalisten of mathematici, met ons kostelijk modern wetenschapsproces dat beroep doet op complexe instellingen, gesofisticeerde technologie en grote interdisciplinaire researchteams. De resultaten van onze moderne aanpak zijn indrukwekkend maar zijn niet waardevoller dan de eerder gerealiseerde algemene kennis die aan lagere kostprijs werd verworven. De hedendaagse reistechnologie is prachtig, maar men kan moeilijk beweren dat die van groter belang zou zijn dan de uitvinding van het wiel, het vaartuig of de stoommachine. Omdat de moderne wetenschap gespecialiseerder en duurder is en er minder te ontdekken valt, vermindert echter ook haar productiviteit.



In een industriële samenleving die geconfronteerd wordt met dalende productiviteit (zie grafiek) en dito opbrengsten, zal er meer geïnvesteerd worden in onderzoek en ontwikkeling. Maar ook in onderwijs, omdat individuen zichzelf willen positioneren om een maximumaandeel van een zichtbaar falende economie te bemachtigen. Er ontstaat een situatie waarbij alle segmenten van de samenleving kampen voor een krimpend economisch product.

Sociale complexiteit
Volgens Tainter is dit de absolute essentie van een complexe samenleving. Hij ziet hier verschillende redenen waarom op een bepaald tijdstip de investering in complexiteit geen toegenomen voordeel meer oplevert.

De legitimerende activiteiten door overheden, zoals het handhaven van de orde en defensie, neigen na verloop van tijd toe te nemen. In een zich ontwikkelende gemeenschap vergroot namelijk de kans op ongevallen en/of incidenten en dus ook de kosten om die te verhinderen. In onze moderne maatschappij met vele wetten en regels gaan lobbyisten dan ook op zoek naar ontsnappingsroutes die de wetgever nadien weer moet afsluiten.

De toenemende omvang en specialisatie van een bureaucratie zal ook steeds meer middelen opslorpen. Een steeds weerkerend kenmerk van menselijke samenlevingen bij het oplossen van problemen, is het aanstellen van gespecialiseerde bestuurders en het inschakelen van een groter deel van de bevolking voor administratieve taken. 

De Britse historicus en autoriteit op het vlak van openbaar bestuur Cyril Northcote Parkinson stelde in 1958 reeds vast dat een uitdijende bureaucratie immer meer belastinggeld behoeft en steeds minder waarde oplevert. Toenemende complexiteit impliceert altijd grotere hoeveelheden informatieverwerking, meer integratie van disparate onderdelen en meer hiërarchie.

Eenmaal geïnstalleerd zullen sociale functies zelden worden afgebouwd. Belastingen zullen eerder stijgen dan dalen, het aantal specialisten neemt gewoonlijk niet af, informatieverwerking net als wetten en regels ontwikkelen zich meestal in één richting, legers worden meestal niet afgebouwd, welvaartskosten zullen niet snel worden teruggeschroefd, een groeiende monumentale architectuur behoeft onderhoud en de compensatie voor de elitaire bovenlaag zal zelden naar beneden worden aangepast.

Teneinde de productieve capaciteit van de bevolking, de belangrijkste steunbeer van het maatschappelijke systeem, te handhaven dient er opnieuw te worden geïnvesteerd. Op die manier ontstaan er sterke onderlinge afhankelijkheden en dus weer meer complexiteit. Maar een sociaal stelsel is onderworpen aan limieten en kan slechts een zekere hoeveelheid stress verdragen.

Schenkt sociale ontwikkeling dan geen voordelen of verzwakken opbrengsten dan altijd ? Neen, maar heel dikwijls blijkt dat samenlevingen een punt bereiken waarop de verhouding tussen kost en opbrengst van continue investeringen in complexiteit negatief wordt.

Wet van de afnemende opbrengsten

Tainter : "Geef het voldoende tijd en voldoende toenemende complexiteit en op een gegeven moment bereikt complexiteit de fase waarbij dalende opbrengsten optreden."

Informatie werd vroeger van mond tot mond doorgegeven. Vergelijk dat even met de ingewikkelde informatietechnologie van tegenwoordig. We hebben de neiging om de simpelste en meest kosteneffectieve oplossingen eerst toe te passen. Als die niet meer voldoen, 'kiezen' we uitkomsten die meer kosten. Na verloop van tijd wordt het dus steeds duurder om creatieve uitwegen te vinden en in die fase wordt een samenleving kwetsbaar voor een mogelijke ineenstorting.

Op een bepaald moment wordt het toevoegen van complexiteit een minder aantrekkelijke probleemoplossende strategie. Daarom wordt het een aantrekkelijk idee voor - productieve - lokale groepen om zich los te maken van een bestuurlijke entiteit. Een voorbeeld hiervan is de overbelaste boerenstand die in de eindfase van het Romeinse Rijk weinig weerstand bood tegen de buitenlandse invallers. 

Het samen optreden van slinkende hulpmiddelen en stijgende kosten vraten aan de economische kracht, in die mate dat de dienstverlening naar de bevolking niet langer kon verzekerd worden. Als gevolg van de ontstane onrust diende men steeds meer middelen van een afkalvende voorraad toe te wijzen aan legitimatie en controle. De economische basis versmalde en haar leden verminderden actief of passief hun steun aan het beleid.

Niet alleen Tainter, ook andere onderzoekers hebben vastgesteld dat verhoogde investeringen op een bepaald moment geen toenemende opbrengsten meer genereren. Het idee van afnemende opbrengsten in de economie is minstens zo oud als de 19e-eeuwse klassieke economen zoals Thomas Malthus, David Ricardo en John Stuart Mill. Voortdurende investeringen in sociopolitieke complexiteit bereiken straks weer een stadium waarin de voordelen van zulke inspanningen eerst langzaam en dan met toenemende kracht beginnen uit te doven.



In de maakindustrie - en bij feitelijk elke volgehouden menselijke inspanning, van welke aard ook - manifesteren zich altijd weer terugvallende opbrengsten als op een kritiek tijdstip bijkomende investeringen (inspanningen) tot productiviteitsdalingen leiden (zie afbeelding).

Probleemoplossingen vandaag
Ook thans lossen we problemen op door onbewust steeds meer (kostelijke) complexiteit toe te voegen. Een van de oplossingen om het vervuilingsprobleem en het vraagstuk van afnemende fossiele brandstoffen aan te pakken is de ingebruikname van hybride auto's. Vroeger deed een auto het met een enkel aandrijvingssysteem, nu zijn er twee zulke aandrijvingen vereist. Bovendien is er nood aan software en elektronica om die twee onderdelen met elkaar te verbinden.

Een ander voorbeeld is de manier waarop we reageren op een terroristische dreiging. Hoe werd er door de VS en Europa gereageerd op de aanslag van 11 september 2001? Nieuwe bureaucratische instellingen zagen het levenslicht (in de VS het 'Department of Homeland Security' en de Transportation Security Administration') er er werden verschillende structuren opgezet om de controle te vergroten over gedrag dat we als bedreigend ervaren.

Gevaren
Olie is de allerbelangrijkste grondstof en levensnoodzakelijk voor de instandhouding van ons economisch systeem. Sinds de Tweede Wereldoorlog werd iedere piek in de olieprijs gevolgd door een economische recessie. Het jaar 2008 was trouwens het jaar van de top in olieprijzen (147 dollar voor een vat)

Een uiterst belangrijk gegeven is de verhouding tussen investering in energie enerzijds en de energieopbrengst van die investering anderzijds (dit wordt uitgedrukt als EROI en staat voor Energy Return on Investment). De mensheid leeft van netto-energie (er is olie nodig om olie boven te halen) en voor olie bevindt die ratio zich in een dalende trend. Ter illustratie : in 1940 produceerde de VS olie en gas met een energieopbrengst van 100 tegen 1.   Met andere woorden : voor ieder vat olie dat er geïnvesteerd werd in het ontdekken en exploiteren van olie, werden er 100 vaten geproduceerd. Op die manier kon de VS tijdens WO II zichzelf en de geallieerden van olie voorzien.


Bron : Victor Court & Florian Fizaine ('Long-Term Estimates of the Energy-Return-on-Investment (EROI) of Coal, Oil and Gas', 2017)

Vandaag is de EROI teruggevallen naar 15 tegen 1 en die tendens is onomkeerbaar (zie bovenstaande figuur). Waarom ? Omdat de vlotst bereikbare oliebronnen met de beste kwaliteit eerst werden geëxploiteerd. Als die leeggehaald zijn, schakelt men over naar moeilijker (dieper gelegen, oudere, beperkter, gevaarlijker, kostelijker) te exploiteren sites (bijvoorbeeld offshore) die meer complexe technologieën vereisen : een steeds terugkerend patroon in de menselijke geschiedenis.

Dé vraag is altijd weer opnieuw : hoe lang nog kunnen we afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen om onze levensstijl te behouden ?

Het oliedrama in de Golf van Mexico in 2010 met het boorplatform van Deepwater Horizon, een van de grootste milieurampen ooit, typeert de energiecomplexiteit waarmee we worden geconfronteerd. In een zeer ingewikkeld technologiesysteem met vele onderdelen, gebeuren ongelukken vanwege onvoorspelbare interacties tussen sommige van die elementen. Met toenemende ingewikkeldheid zijn storingen als het ware voorgeprogrammeerd.

Gekwalificeerde ingenieurs trachten pannes te voorkomen en voegen daarom - wat allicht niet te vermijden is - meer complexiteit toe. Moet men dan verbaasd zijn dat het begrijpen en besturen van technologische procedés voor (minder gekwalificeerde) operatoren steeds moeilijker wordt ? En dat niet alleen technische - maar ook menselijke - fouten dreigen te vermeerderen ?

Fracking is een methode van hydraulisch kraken om schalieolie en/of schaliegas uit de diepe ondergrond vrij te maken. Eerst scheurt men het brongesteente open, vervolgens wordt er water, zand en chemicaliën onder hoge druk in een boorput gepompt en veroorzaakt men kleine explosies om zo olie of gas vrij te maken. Dit frackingfenomeen, dat vooral sinds 1997 een hoge vlucht heeft genomen, heeft de wereld enig respijt gegeven. Over de gevolgen voor het milieu spreken we dan nog niet.

Maar ook hier stellen we vast dat de beste oliereservoirs eerst werden aangeboord, hetgeen betekent dat de minder interessante voorraden slechts in de toekomst zullen worden aangesproken. Tainter zegt dat het cruciaal is om te trachten het tegenwoordige energieniveau per capita (per gemiddelde persoon) te behouden. Op sommige plekken zal dat lukken met hernieuwbare energie, op andere plekken niet. Die toegenomen technologische complexiteit om olie aan te boren, die ook kostelijker is, leidt tot een probleem van dalende EROI, van dalende netto-energie.

Ons economisch model is gebaseerd op eeuwigdurende groei, op eeuwigdurende expansie. Maar hoe kan er oneindige groei worden gerealiseerd op een eindige planeet ? Daarenboven verplichten de energiewetten ons om rekening te houden met onontkoombare limieten.

Een andere, ongelukkige parallel met het verleden is dat we de problemen van vandaag trachten op te lossen door de toekomst te belasten. De Romeinse bewindvoerders deden dat door de munt te devalueren, een praktijk die in de geschiedenis overigens heel dikwijls werd toegepast. Al decennialang, maar vooral sinds 2008 (het jaar van de wereldwijde financiële crisis), worden de problemen verdoezeld door het aangaan van almaar meer nieuwe schulden. De globale schuldenlast van overheden, bedrijven en gezinnen bedraagt momenteel een in de mensheidsgeschiedenis ongeziene 318% van het wereldBBP.

Nieuw energiemodel
Tainter gelooft ook niet zo in de volgens hem te sterk benadrukte weldaden van de hernieuwbare energie. Hij is niet overtuigd dat we op lange termijn dergelijke energieën kunnen produceren met eenvoudiger en milieuvriendelijker technologie, die minder schade toebrengt aan de aarde, de atmosfeer en de mensen. Windkracht en zonne-energie hebben veel ruimte nodig om betekenisvol te kunnen zijn.

Voorbeeld : het capteren van zonne-energie van het ecosysteem van een grote woestijn. Daarom kan hernieuwbare energie uiteindelijk zelfs meer milieuschade aanrichten dan het gebruik van fossiele brandstoffen. Tainter vreest dat hetzelfde zal gebeuren als datgene wat we nu doen om olie boven te halen : we zullen hernieuwbare energie gaan produceren op locaties die steeds ongunstiger zullen zijn en daarbij gebruik maken van steevast complexere -, duurdere - en risicovollere technologieën.

Een ineenstorting, als en wanneer die opdoemt, zal dit keer globaal zijn. De wereldbeschaving, die tot en met onderling verbonden is door de fysieke en digitale interactie van mensen, goederen en kapitaal, zou in z'n geheel desintegreren.

In antieke gemeenschappen bestond de oplossing voor afnemende opbrengsten erin om een nieuwe bron van bestaansmiddelen, een 'energiesubsidie' als het ware, buit te maken. Wat dus vroeger gebeurde door expansie. In de wereld van vandaag is dat minder evident. 

Uit zijn onderzoek leidt Tainter af dat de industriële wereldsamenleving het punt heeft bereikt waarop de opbrengsten, in verhouding tot het algemene investeringspatroon, zijn beginnen zakken. Een nieuwe energiesubsidie is noodzakelijk als we een globale meltdown willen vermijden. Een energievorm die in ruime hoeveelheid aanwezig is, zal volgens Tainter niet in staat zijn om die dreigende situatie volledig om te keren, maar zou het mogelijk maken om de noodzakelijke investering te financieren.

De zoektocht naar een nieuwe energiebron moet de hoogste prioriteit krijgen, zelfs als het aanwenden van middelen uit andere economische sectoren noodzakelijk is. 

Elke geïndustrialiseerde natie zou hiervoor in haar begroting een adequaat budget dienen te voorzien. Het is evenzeer wenselijk dat de resultaten van dit energieonderzoek onderling zouden gedeeld worden.



Tot op het ogenblik dat een nieuwe energietoelage actief geïmplementeerd is, zal de levensstandaard van sommige groepen en naties stagneren of zelfs wegzakken. Dit gegeven zal allicht politieke conflicten veroorzaken en met de huidige beschikbaarheid van nucleaire wapens kan dit een gevaarlijke wereldsituatie creëren. Niet alleen Tainter, ook vele andere waarnemers hebben hun bezorgdheid over een dergelijk scenario laten blijken.

Langetermijndenken
Een groot algemeen probleem is dat we als menselijke soort nooit geleerd hebben om ons denken in tijdruimtelijke zin uit te breiden. Onze voorouders daarentegen, die als jagerverzamelaars leefden, werden nooit geconfronteerd met uitdagingen die hen verplichtten om verder te kijken dan hun lokale habitat of verder te denken dan volgende week.

Tainter is van oordeel dat mensen hun verantwoordelijkheid dienen op te nemen om zich te informeren over de kritieke toestand waarin we ons bevinden. Hij pleit ervoor om kinderen op school meer historisch, lange termijn en globaal in plaats van uitsluitend lokaal te leren denken.

Conclusies
Vier concepten leiden dus tot het begrijpen van de ineenstorting van een beschaving :
  • Menselijke samenlevingen zijn probleemoplossende organisaties
  • Sociopolitieke systemen benodigen energie voor hun instandhouding
  • Toegenomen complexiteit brengt een grotere (energie) kost met zich mee
  • De investering in sociopolitieke complexiteit als probleemoplossende strategie bereikt dikwijls een fase van afnemende opbrengsten

We leven in de meest complexe samenleving uit de hele wereldgeschiedenis. Hoe graag we ook van onszelf denken om een bijzondere, aparte plaats in te nemen in de menselijke historie, feit is dat industriële samenlevingen van vandaag onderworpen zijn aan dezelfde principes die aanleiding gaven tot de val van vroegere beschavingen.

Het allerbelangrijkste aspect om een economie te runnen is de energietoevoer. We kunnen niet langer een openlijke, eerlijke, ernstige en realistische discussie over onze toekomstige energie blijven uitstellen. Zulk een debat moet ontdaan worden van betweterij, taboes of onbeperkt technologisch optimisme. We kunnen, over de generaties heen, onze toekomst nu plannen en in de hand nemen of we kunnen passief afwachten. Dat en niets anders is onze keuze.

Als je dit een interessant artikel vond, deel het dan even via bvb. de sociale media. Dank !