Translate

maandag 2 december 2013

Het einde van de zekerheid

Mens en samenleving worden altijd geconfronteerd met onzekerheid. 
Onzekerheid is een rode draad die doorheen het leven is geweven.
Wie van ons heeft er nog nooit zorgen gehad omtrent gezondheid, werk, inkomen, relatie(s) ? 
Wie van ons wordt niet vroeger of later geconfronteerd met lijden, ziekte en dood ?
De welvaart van de maatschappij is nauw verweven met lokale en internationale conjunctuurbewegingen, met schommelingen van de financiële markten en met veranderingen op politiek en fiscaal vlak.  Natuurrampen en ongevallen kunnen bezit en vermogen in fracties van seconden vernietigen.

Er bestaan heel wat manieren om de onzekerheden van het leven het hoofd te bieden.  Via allerlei verzekeringen kunnen we ons bijvoorbeeld indekken tegen gebeurlijke calamiteiten.
Het regelmatig sparen is een andere aanpak om bescherming te zoeken tegen onvoorspelbaarheden.  In tijden van onzekerheid, zoals nu, stijgen de spaarvolumes snel.  Maar om effectief te kunnen sparen, om het inkomen van vandaag naar morgen te kunnen overdragen of om te kunnen verzekeren moet er "iets" zijn dat een stabiele waarde behoudt.  Vaak, maar niet altijd, waren dat overheidsobligaties.  De overheidsschuld bood zekerheid.  Daarom kochten - en kopen - banken ook veel overheidspapier.  Het was een goede manier om een solide onderpand voor de spaardeposito's te verwerven.

De overheid speelde nog een andere rol bij het aanpakken van financieel-economische instabiliteit.
Mogelijk een van de belangrijkste maatschappelijke verwezenlijkingen van na 1945 is dat de westerse overheden telkens ingegrepen hebben om zekerheid te bieden bij grote onzekerheden.
Denk hierbij aan de oliecrisis van de jaren '70, de technologiebubbel van het jaar 2000, 9/11, de bankencrisis van 2008 en de crisis in de eurozone.  En vergeten we vooral ook niet de uitgebreide sociale zekerheidssystemen die reeds vanaf de jaren '30 van de vorige eeuw tot nu door regeringen zijn uitgebouwd.

Niet dat iedere beslissing of tussenkomst altijd zo doordacht of efficiënt was, zeker niet.  Waarom kon de overheid telkens ingrijpen ?  Ze was daartoe in staat omdat ze als enige economische deelhebber nog schulden kon aangaan en op grote schaal middelen in beweging kon brengen.  En in goede tijden kon ze de belastingen verhogen en zo extra inkomen verwerven.

De overheid creëerde een behoorlijke mate van zekerheid.  De vrees is terecht dat dit vanaf nu zal veranderen.
De volgende tabel laat in dit verband aan duidelijkheid niets te wensen over :

            DE  ECHTE  EUROPESE  STAATSSCHULDEN  EINDE  2012 (in % BBP)
Expliciete Impliciete Totale Overheids- Reële
schulden schulden schulden beslag schuldgraad
1 Italië     121     -123    -251      51         - 4
2 Letland       43       -42          0      36           0
3 Estland         6         75       81      39       205
4 Polen       52        74     126      42       299
5 Duitsland       81        55     136      45       304
6 Bulgarije       16      160     176      36       490
7 Zweden       39      138     177      52       340
8 Portugal     108        73     181      47       382
9 Hongarije       81      109     190      49       390
10 Roemenië       33      234     267      37       730
11 Litouwen       38      264     303      36       839
12 Oostenrijk       72      242     315      52       609
13 Malta       71      253     324      43       747
14 Tsjechië       39      379     418      44       939
15 Frankrijk       86      356     442      57       781
16 Denemarken       47      396     442      59       743
17 Finland       49      420     469      57       829
18 Slovakije       43      506     549      38     1452
19 Nederland       65      499     565      50     1121
20 Gr- Brittannië       88      550     639      48     1334
21 België       98      558     655      55     1191
22 Slovenië       47      620     667      48     1387
23 Cyprus       71      764     835      46     1800
24 Spanje       69      735     805      48     1684
25 Griekenland     171      720     891      54     1662
26 Luxemburg       18    1209   1228      44     2772
27 Ierland     106    1271   1378      43     3235
Bronnen : Stiftung Marktwirtschaft Berlijn, Eurostat, eigen berekeningen

Expliciete schulden : de cijfers in de tabel geven de percentages weer van de officiële staatsschulden van ieder Europees land ten opzichte van het bruto binnenlands product (BBP).
Impliciete schulden : de cijfers betreffen de percentages van de toekomstige engagementen van overheden inzake pensioenen en gezondheidszorg en dit in verhouding tot het BBP.  In het vakjargon noemt men deze toekomstige schuld de impliciete schuld.
Totale schulden : expliciete en impliciete schulden samengeteld (in % van het BBP).
Overheidsbeslag : het percentage aan reële overheidsinkomsten (de zogenaamde 'begrotingen') ten opzichte van het BBP.
Reële schuldgraad : dit zijn de percentages die de overheidsinkomsten vergelijken met het totaal aan schulden.

De officiële schuldstatistieken (de expliciete schuld) onderschatten in ernstige mate de ware omvang van de schuldproblemen van de meeste Europese economieën.  Vele regeringen hebben namelijk aanzienlijke verplichtingen aangegaan inzake pensioenen en gezondheidszorg en dit voor de komende decennia.
Niet alleen zijn deze beloftes niet opgenomen in de officiële cijfers, ook in de media komt deze heikele problematiek zelden of nooit aan bod.  Kwestie van de goegemeente niet te doen opschrikken ...

Wat u ook leest of waarheen u ook surft : overheidsschulden worden steeds vergeleken met het bruto binnenlands product (BBP).  Maar deze voorstelling van zaken is feitelijk incorrect.  Uit bovenstaande tabel blijkt duidelijk dat de Europese overheidsinkomsten slechts gemiddeld 45 à 55% uitmaken van hetgeen een economie voortbrengt.  Uiteraard dienen reële inkomsten vergeleken te worden met reële uitgaven en schulden.

Zo blijkt uit de cijfergegevens dat de echte Belgische staatsschuld niet 98% bedraagt maar oploopt tot 655% (toekomstige pensioen- en gezondheidszorgen inbegrepen).  Als we bovendien de reële inkomsten van de Belgische overheid (55% van het BBP) vergelijken met die 655% komen we zegge en schrijven uit op ...1191% van het BBP.  Het boek 'De perfecte storm' van de Gentse economen Gert Peersman en Koen Schoors handelt in essentie over dit nationale pensioendrama.

Italië en Letland komen uit de cijferanalyses verrassend goed te voorschijn.  De dikwijls verguisde Silvio Berlusconi heeft op het stuk van pensioenbeleid degelijk werk geleverd.

Staatsschulden verschijnen onder de vorm van staatsobligaties op de balansen van pensioenfondsen, banken en verzekeringsmaatschappijen.  Als men de tabel nogmaals onder ogen neemt, kan men zich de vraag stellen wat dit papier wérkelijk waard is en in welke (benarde) situatie deze instellingen eigenlijk verkeren ...

Natuurlijk zijn er ook belangrijke activa (spaaroverschotten) aanwezig, maar niemand kan er omheen dat de meeste regeringen diepgaande structurele ingrepen dienen door te voeren in hun socio-economische beleid.  Overigens vormen niet enkel de overheidsschulden annex begrotingstekorten een serieus probleem.  Wie zal er opdraaien voor het herkapitaliseren van de Europese banken, het redden van de Zuid-Europese economieën (de zogenaamde PIIGS) en - bij uitbreiding - de euro ?
Uit de energiehoek wordt geopperd dat men best ook rekening houdt met noodzakelijke investeringen voor de overgang naar een postkoolstofeconomie.

De mogelijkheden van de overheden om op te treden als laatste redder in nood zijn beduidend kleiner geworden, zoveel is duidelijk.  En daarom komt er een einde aan een tijdperk van zekerheid.