De "wet" van het minimum is een principe uit de landbouwwetenschap dat al in 1828 werd geformuleerd door Carl Sprengel, een Duitse landbouwkundige. Dit concept raakte meer bekend toen de Duitse chemicus en professor Justus von Liebig daarover vanaf 1840 op grotere schaal ging publiceren.
Justus von Liebig |
Justus Liebig (1803 - 1873) is de geschiedenis ingegaan als een van de beroemdste en meest succesvolle scheikundigen van zijn eeuw. Liebig verwierf wereldwijde bekendheid door zijn experimenten aan het Instituut van Giessen, zijn ontdekkingen, zijn originele onderwijsmethoden en zijn publicaties op het gebied van chemie, farmacie, fysiologie en landbouw. Zijn laboratorium in Giessen werd een mekka voor chemici uit de hele wereld.
Vanwege zijn baanbrekend onderzoek naar de minerale bemesting, wordt hij beschouwd als de grondlegger van de agrochemie. Bovendien hebben zijn experimentele - en theoretische bevindingen de weg gewezen voor de gehele ontwikkeling van de organische scheikunde.
Liebigs wet onweerlegbaar
Deze wet zegt dat de groei(snelheid) en de gezondheid van een plant niet bepaald worden door de totale hoeveelheid voedingsstoffen in de bodem, maar door de voedingsstof die er het minst aanwezig is (en die dus fungeert als de beperkende factor). Je kunt dan van alle andere stoffen zoveel toevoegen als je wilt: die ene bouwstof bepaalt de groei. Alleen als de hoeveelheid van de beperkt aanwezige stof wordt verhoogd, bevordert dat de groei van de plant of verbetert dat de oogst.
Dit principe kan in het volgende aforisme worden samengevat: "De beschikbaarheid van de meest voorkomende voedingsstof is maar zo goed als de minst aanwezige voedingsstof". Of, om het nog duidelijker uit te drukken: "Een ketting is slechts zo sterk als haar zwakste schakel".
De wet van Liebig wordt ook toegepast bij biologische populaties (bevolkingsgroei), het modelleren van ecosystemen en het beheer van hulpbronnen.
De neoklassieke economen hebben het principe van grondstoffenschaarste trachten te weerleggen door te verwijzen naar het concept van oneindige vervangbaarheid (dat we steeds andere bronnen zullen vinden en aanboren) én naar het fenomeen van voortdurende technologische innovatie (het aanboren van een ander natuurlijk hulpmiddel zal in het begin meer kosten, maar consumptie en technologische verbeteringen zullen de nieuwe hulpbron weer betaalbaar maken). De heersende ideologie van vandaag is dat technologie ons altijd zal bevrijden van schaarste en ons de nodige vervangstoffen zal bezorgen en wel op het juiste moment, met de juiste hoeveelheden en aan betaalbare prijzen.
Maar - en de geschiedenis is hiervan een onafwijsbare getuige - elk economisch systeem botst op een gegeven moment tegen z'n limieten. Er kan nu eenmaal geen oneindige economische groei zijn op een eindige planeet. Sommige natuurlijke hulpmiddelen zijn zodanig essentieel dat er simpelweg geen vervangstoffen voor bestaan.
Onmisbare olie
Aardolie is de moeder van alle grondstoffen. Olie is het levensbloed van de geïndustrialiseerde landen. Het systeembelang van het zwarte goud voor de wereldeconomie kan niet voldoende onderstreept worden. Olie is sinds het midden van de jaren vijftig de belangrijkste energiebron ter wereld. Olie heeft sindsdien een enorme bijdrage geleverd aan de spectaculaire economische - en sociale ontwikkeling van de samenleving.
Olie maakt het ook en vooral mogelijk dat een veelheid aan natuurlijke hulpbronnen, die onontbeerlijk zijn voor onze beschaving, geëxploiteerd worden : lithium, silicium, kunststoffen, ijzer, aluminium, staal, cement, gas, waterstof enz.
Olie domineert alle vormen van transport (wegen, maritiem, lucht). Meer dan 90% van van alle transport wordt aangedreven door olie. Met geraffineerde olie kunnen allerlei landbouwvoertuigen worden ingezet om oogsten mogelijk te maken, kunnen er dankzij grondverzetmachines wegen worden aangelegd, kunnen vrachtwagens voedsel vervoeren, kunnen vliegtuigen goederen transporteren enz. Petroleumfabricaten leveren voornamelijk energie aan de elektriciteitsindustrie, verwarmen huizen en worden aangewend in oneindig veel chemische processen.
Einde goedkope olie
Het minimumprincipe zegt dat als een essentieel ingrediënt van een bepaald procedé ontbreekt, dit procedé zich niet kan doorzetten. En dat een complex systeem zal falen op het punt van haar meest kwetsbare schakel. Het is zo duidelijk als wat dat een tekort aan olie een dramatische kettingreactie zou veroorzaken doorheen de ganse economie. Als bijvoorbeeld bestelwagens plots niet meer over brandstof zouden beschikken, zal dat cascade-effecten sorteren en een grote recessie veroorzaken.
Enig onderzoek leert ons dat het einde van het olietijdperk dichterbij is gekomen (lees hier, hier, hier en hier). Liebigs wet is vandaag relevanter dan ooit. Want de schaarser wordende olie, de energiebron met de hoogste densiteit die onontbeerlijk is geweest voor de opbouw van de westerse welvaartsstaten, is de limiterende factor geworden voor verdere economische groei.
Zal hernieuwbare energie ons redden? De realiteit is dat hernieuwbare energieën zoals zon, wind- en waterkracht, volgens de huidige stand van de wetenschap, geen autonome energiebronnen zijn. Fossiele brandstoffen zijn en blijven cruciaal in elke fase van hun fabricage, transport en onderhoud. Bovendien is die groene energie onbestendig (de zon schijnt niet permanent en de wind waait niet altijd), zijn er opslagproblemen (batterijcapaciteit?) en is er veel land nodig voor zowel mijnbouw als energieproductie.
De oorlog in Oekraïne en zijn gevolgen verergeren nog het bestaande vraagstuk. Het ziet ernaar uit dat we de toegang tot goedkope olie definitief zijn kwijtgeraakt.
Vond je dit een interessant stuk ? Hou je dan niet tegen om het te delen. Bij voorbaat dank !