Europa belandt niet toevallig in een periode van grote onrust; het wordt geconfronteerd met een samenloop van crises die het voortbestaan van ons continent bedreigen. De diagnose is scherp: we zijn geïsoleerd, economisch onder druk gezet en politiek versnipperd.
De oorlog tussen Rusland en Oekraïne wordt uitgevochten zonder dat de Europeanen werkelijk inspraak hebben; we zitten klem tussen twee grote machtsblokken. Economisch versnelt de de-industrialisatie, en dit terwijl een vloedgolf van geavanceerde Chinese producten onze bedrijven onder druk zet. Op het vlak van kunstmatige intelligentie staat de strijd al grotendeels vast: doordat we niet de ontwikkelaars zijn — in tegenstelling tot de Amerikaanse en Chinese giganten — dreigen we gereduceerd te worden tot simpele digitale consumenten.
Tegenover deze storm is er nauwelijks enige institutionele reactie. De Europese Commissie vervreemdt als een technocratische toren van Babel, uiteengevallen in een wirwar van tegenstrijdige bevoegdheden en abrupte koerswijzigingen — van een allesomvattende ecologische agenda zonder realistische industriële transitie tot het niet in de praktijk brengen van het Draghi-rapport. Als bureaucratische Olympus krijgt zij nu te maken met het groeiende ongenoegen van de Europese bevolking. Feit is: in het huidige geopolitieke bestel mist de Commissie de representatieve legitimiteit die zij ooit kon belichamen.
Het is niet langer de tijd voor kleine aanpassingen, maar voor een breuk. We moeten nadenken over een nieuwe vertegenwoordiging — iemand met visie die industriële consolidatie en een gemeenschappelijke defensie kan afdwingen. Maar zelfs de beste strategie faalt zonder het behoud van het essentiële: de integriteit van onze politieke waarden.
