Een van de belangrijkste problemen van de democratie is de “Iron Law of Oligarchy” (de ijzeren wet van de oligarchie), zoals Robert Michels die beschreef. Hoewel democratie gelijkheid en vrijheid belooft, oefent onvermijdelijk een eliteklasse macht uit. Of Professor Peabody, Sally Strawberry of Pedro Orange nu aan de macht is, een eliteklasse blijft bestaan. Zelfs wanneer de ene elitegroep door een andere wordt vervangen — bijvoorbeeld een verschuiving van erwten naar aardbeien — blijft het systeem fundamenteel onveranderd.
 |
Robert Michels, die de "Ijzeren wet van de oligarchie" formuleerde |
Michels’ “Iron Law of Oligarchy” betoogt dat het egalitarisme waarop democratie aanspraak maakt een illusie is. Elites ontstaan altijd; zelfs als de massa’s er één omverwerpen, creëren ze snel een nieuwe. James Burnham breidt dit uit in "The Machiavellians" en stelt dat elke realistische politieke analyse de onontkoombare dominantie van elites moet accepteren. Deze elite-dominantie weerspiegelt het Pareto-principe en suggereert een natuurlijke 80/20-verdeling tussen elites en de samenleving.
«De oligarchie is een laag afgescheiden van het volk. Gedragen door voorrechten, rijkdom, speculatie en controle over de bureaucratie, mist zij een vitaal contact met de gemeenschap. De elite richt de energie van het volk op een gemeenschappelijk doel, neemt risico’s samen met hen — de oligarchie niet. De oligarchie leeft van de middelen van het volk, manipuleert hen om haar positie te behouden en schermt zich af van elke eis tot verantwoording die zij altijd ontloopt. Dus het idee dat de grote vis de kleine opeet is onrechtvaardig en onjuist, want de elite is het principe van leven voor een volk, terwijl de oligarchie het principe van hun verval is.»
— Francisco José Fernández-Cruz Sequera, 2025.
Plato (in De Staat, Boek VI) en Aristoteles (in Politica, Boek IV) waarschuwden tegen directe meerderheidsheerschappij, uit vrees voor tirannie van de meerderheid en volkswoede. In zijn "Discourses on Livy" (Redevoeringen over Titus Livius) nam Niccolò Machiavelli een gelijkaardige positie in en verwees naar de Gracchen (Tiberius en Gaius) in het Rome van de 2e eeuw v.Chr. Hun grondhervormingen — bedoeld om rijkdom van de aristocratie naar de armen te herverdelen — leidden tot bloedvergieten en burgeroorlog. Machiavelli stelde dat de Gracchen de fout maakten te veronderstellen dat de armen minder eigenbelang hebben dan de rijken; door de goedkeuring van de massa te zoeken, voedden zij haat tussen plebejers en senaat, wat uiteindelijk de Romeinse Republiek ondermijnde.
«De erfgenamen begonnen te degenereren ten opzichte van hun voorvaderen en, de deugdzame daden verlatend, meenden dat vorsten niets anders hoefden te doen dan elkaar overtreffen in weelde, wellust en alle andere vormen van genot. Zo werd de vorst gehaat en, uit vrees voor die haat, een tiran; velen van hen die hielpen hem te vestigen, werden zijn vijanden. Deze, in samenzwering, brachten zijn ondergang teweeg. En zo gaat de cyclus door.»
— Discourses on Livy, Boek I, Hoofdstuk 2, Niccolò Machiavelli, 1531.
Machiavelli beschreef een cyclisch patroon waarbij democratie overgaat in tirannie. Aanvankelijk leidt een wijze en rechtvaardige heerser, de “vorst”, maar zijn opvolger geeft vaak toe aan luxe, wat tot tirannie leidt. Een aristocratische klasse werpt deze tirannie omver en sticht een nieuwe regering, maar ook deze aristocraten worden corrumperend, wat anarchie en hernieuwde tirannie inluidt. Machiavelli stelde een gemengde staatsvorm — een republiek — voor, waarin monarchie, aristocratie en democratie institutioneel vertegenwoordigd zijn. Deze vorm zou stabieler en duurzamer zijn dan zuivere democratieën of oligarchieën, zoals de Spartaanse republiek aantoonde, die 800 jaar standhield in vergelijking met kortere cycli elders.
«Honderd mannen die uniform en eensgezind handelen, met een gemeenschappelijk begrip, zullen triomferen over duizend mannen die het niet eens zijn en die daarom één voor één kunnen worden aangepakt.»
— Gaetano Mosca, 1896.
Ondanks het idee van een gemengde staatsvorm blijven uitdagingen bestaan. In de 18e eeuw identificeerde David Hume facties (factionalisme) als een groot democratisch manco. Hij betoogde dat mensen van nature facties vormen op basis van persoonlijke belangen, die vaak het algemeen welzijn ondermijnen. Zelfs triviale verschillen — zoals zichtbaar in antieke Griekse facties of recente burgeroorlogen — kunnen factionalisme aanwakkeren. Moderne democratieën kampen nog steeds met facties gedreven door religie, politiek of persoonlijke rivaliteiten.
James Madison besprak facties in "Federalist Paper No. 10" en stelde twee oplossingen voor: de oorzaken wegnemen of de effecten beheersen. Het wegnemen van de oorzaken zou neerkomen op het afschaffen van vrijheid - onpraktisch en onwenselijk. Het beheersen van effecten is daarom realistischer. Madison betoogde dat grote republieken de schadelijke invloed van facties verzwakken doordat uiteenlopende belangen elkaar tegenwerken, waardoor dominantie door één factie moeilijker wordt en kiezers meer keuze hebben — wat de invloed van corrupte kandidaten vermindert. Madison voorzag echter niet de centrale rol van politieke partijen, noch de impact van communicatiemiddelen zoals radio, televisie en internet, die factionele organisatie en invloed versterken.
«Oligarchie rust altijd op geweld en bedrog.»
— George Orwell, 1946.
Mancur Olson voegde in "The Logic of Collective Action" nog een probleem toe: grote groepen met gedeelde belangen slagen er vaak niet in zich effectief te organiseren vanwege hoge organisatiekosten, terwijl kleinere, goed georganiseerde belangengroepen wel succesvol beleid kunnen beïnvloeden — zelfs tegen de belangen van de meerderheid in. Zulke groepen behalen vaak hun doelstellingen, zonder veel acht te slaan op het algemeen belang.
«Soeverein is hij die beslist over de uitzondering.»
— Political Theology, Carl Schmitt, 1922.
Bijvoorbeeld: kandidaten Sunny Strawberry en Lucy Lemon, die zich verkiesbaar stellen, ontvangen aanbiedingen van belangengroepen zoals de Erwten, Aubergines en Peren die overheidssteun of belastingvoordelen willen. Om te winnen doet Sunny mogelijk toezeggingen aan die groepen, ook al levert dat niets op voor de bredere bevolking. Als Sunny weigert, steunen de groepen misschien Lucy, die vergelijkbare afspraken maakt. Dit mechanisme zorgt ervoor dat speciale belangen het beleid domineren en het grote publiek ondervertegenwoordigd blijft.
«O grote ster! Hoe zou je gelukkig zijn als je diegenen niet had voor wie je schijnt!»
— Aldus sprak Zarathoestra, Friedrich Nietzsche, 1883.
Het algemene publiek, dat geen sterke speciale belangen heeft, kan zich niet goed organiseren en het naar voren brengen van haar agenda. Daardoor blijven haar behoeften vaak onopgemerkt ten gunste van goed gefinancierde lobby’s. Madisons ideaal van een republiek en van moderne democratieën schiet herhaaldelijk tekort: vertegenwoordigers geven te veel prioriteit aan hun herverkiezing boven het algemeen belang, en hun beleid kan zonder gevolgen blijven.
Deze systemische problemen vormen ernstige uitdagingen voor moderne democratieën, en hoewel oplossingen moeilijk te vinden zijn, is het herkennen en aanpakken van deze tekortkomingen cruciaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten