Beleidsmakers stellen het graag zo voor dat onze economie altijd zal blijven groeien en dat "alles wel goed komt". Verschillende wetenschappers hebben echter aangetoond dat er in het verleden meerdere economieën en samenlevingen, na een periode van opgang en bloei, toch ten onder zijn gegaan.
Oswald Spengler (1880 - 1936) was een Duits cultuurhistoricus, filosoof en auteur. Spengler is beroemd geworden omwille van zijn boek "Der Untergang des Abendlandes" (de ondergang van het avondland) waarvan het eerste volume uitkwam in 1917 en een gecorrigeerde versie in 1922. Deze uitgebreide studie werd meteen een succes, ook buiten Duitsland. In die tijd werden er maar liefst meer dan 100.000 exemplaren van verkocht.
Spengler analyseerde in detail acht wereldbeschavingen : de Babylonische, Egyptische, Chinese, Hindoeïstische, Indiaans-Mexicaanse, Grieks-Romeinse, Joods-Arabisch-Byzantijnse en de actuele westerse beschaving. In zijn opvatting vangt er een nieuwe cultuur aan op het moment dat een paar visionaire lieden in een vastgelopen en leeggebloedde samenleving een nieuw perspectief ontwikkelen. Geleidelijk aan transformeert deze groeiende vernieuwingsbeweging alle geledingen van de maatschappij : de politieke en sociale structuren, het zakenleven en de handel, techniek en technologie, het onderwijs, de religieuze overtuigingen, de artistieke expressie en de architectuur.
Dit steeds weer terugkerende verloop neemt zo'n 1000 à 1200 jaar in beslag. Evenwel blijkt dat gedurende de laatste 200 à 300 jaar alle beschavingen vastlopen en verstarren. De innovatieve fase is over haar hoogtepunt, het platteland loopt leeg en er ontstaan megasteden. Onophoudelijke oorlogen monden uit in een bestuursapparaat op wereldschaal.
Vanuit zijn onderzoek, studerend en schrijvend in de jaren 1910-1915, meende Oswald Spengler dat de huidige westerse cultuur in deze laatste fase van verval was aanbeland. Concreet voorspelde hij dat het westerse beschavingssysteem zo'n een à twee eeuwen verwijderd was van haar ondergang, wat hij evenwel niet zag als een mogelijke vernietiging.
In zijn visie maken alle culturen een analoge evolutie door die overeenstemt met de vijfvoudige levenscyclus van een mens : namelijk van geboorte, jeugd, volwassenheid, ouderdom en dood. Spengler beschreef een specifiek ontwikkelingspatroon dat alle acht grote menselijke beschavingsperiodes hebben doorlopen. Hij hield staande dat een goed geschoolde historicus, door gebruik te maken van dit patroon als blauwdruk, in staat moest worden geacht om cruciale cultuurveranderingen aan te kondigen.
Spengler geloofde helemaal niet in het gangbare concept van onbeperkte, maakbare vooruitgang. Zijn cyclische benadering van de mensheidsontwikkeling staat ook haaks op het christelijke geloof in een lineaire tijdlijn van openbaring naar laatste oordeel.
Zijn magnum opus, dat een belangrijke grondslag vormt werd voor de theorie van de sociale cycli, oogstte zowel kritiek als bijval. Zijn inzichten en voorspellingen blijven tot op de dag van vandaag controversieel. Critici wezen zijn aanpak af als onverenigbaar met de conventionele interpretatie van de mensheidsgeschiedenis. Spengler wordt door hen dan ook beschouwd als een cultuurpessimist. Verdedigers van zijn ideeën herinnerden evenwel aan de bijbeltekst uit Prediker 1:9-10 : "...er is niets onder de zon. Is er iets, waarvan men zegt: ziehier, dat is nieuw - het was er al in verre tijden, die vóór ons waren."
En zo zijn er ook hedendaagse analisten die hebben vastgesteld dat het genoemde vijfvoudige proces van geboorte tot dood niet alleen geldig is voor mens, plant en dier maar eveneens voor wereldrijken.
Een van die onderzoekers is David Engels (1979), een Belgisch historicus en professor aan de Franstalige Vrije Universiteit van Brussel. Hij heeft zich voornamelijk gespecialiseerd in de Romeinse geschiedenis. In zijn publicatie "Le Déclin. La crise de l'Union européenne et la chute de la République romaine. Quelques analogies." uit 2013 bespreekt hij de val van de Romeinse Republiek in de 1e eeuw voor Christus (dus niét de ondergang van het Romeinse Rijk in de 5e eeuw na Christus).
Engels gaat dus, net als Spengler, uit van een cyclisch wereldbeeld en toont ons dat in de 1e eeuw voor Christus de Romeinse Republiek geconfronteerd werd met structurele en met elkaar verbonden crisissen : politiek, economisch en cultureel.
Net zoals ten tijde van het einde van de Romeinse Republiek hebben we vandaag te maken met terrorisme, radicalisme en godsdienstig fundamentalisme. De gelijkenissen van toen en nu zijn frappant : demografische terugval en veroudering van de bevolking, immigratie, uitholling van religieuze instellingen, uiteenvallen van families, grote werkloosheid, onverantwoorde staatsuitgaven, desindustrialisatie, hoge sociale kosten, delocalisatie enz.
Ons maatschappelijk systeem verkeert in crisis en zonder ommekeer stevenen we collectief af op een muur. Zijn research leert hem dat we een gevaarlijke toename van politieke instabiliteit kunnen verwachten alsmede een spiraal van armoede, onvrede, radicalisering en een verdere opmars van 'law and order'.
Engels meent dat de oprichting van een imperium de laatste manier is om een cultuurbeschaving te beschermen. Iedere cultuur doorloopt klaarblijkelijk fases van steeds groter wordende samenlevingsverbanden : in het begin is er de familie, dan het dorp, de stad, dan volgt de regio, de natie en uiteindelijk de evolutie naar een imperium, meteen ook het eindstadium. Daarom beschouwt hij de eenmaking van Europa als typisch verschijnsel voor het einde van een beschavingsperiode.
In het verleden hebben we, aan het einde van iedere ontwikkeling, de opkomst gezien van een universeel staatsmodel. Voorbeelden zijn het Chinese Han imperium, het kalifaat van de Abbasiden en dat van de Fatimiden, het nieuwe Egyptische Rijk, Indië onder de Gupta's, de dynastie van de Sassaniden en, in het westen, de Europese Unie. Deze nieuwe eenheden hebben zich enkele decennia of zelfs enkele eeuwen kunnen handhaven. Maar ook aan hun bestaan kwam - komt ? - vroeg of laat een einde.
Vanuit zijn onderzoek vreest Engels dat de Europese Unie ook het lot zal ondergaan van alle andere grote universele rijken. En dat we zullen geconfronteerd worden met een periode van troebelen en burgerconflicten die onze samenleving grondig zullen veranderen. Met als eindstation de installatie van een nieuw autoritair staatsbestel, te vergelijken met het Augustusprincipaat. Daarmee is de kans groot en het gevaar reëel dat het voortschrijdende emancipatieproces van het individu wordt teruggeschroefd.
Van de Spaans-Amerikaanse auteur en filosoof George Santayana komt de bekende uitspraak : "Wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd om ze te herhalen". De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig (1881 - 1942) herinnerde eraan dat "dit een onontkoombare wet van de geschiedenis blijft: het verbiedt tijdgenoten om vanaf hun vroegste begin de grote bewegingen te herkennen die hun tijdperk bepalen." Ook David Engels pleit ervoor om de lessen van de geschiedenis te respecteren én ons bewust te worden van de vrijheidslimieten die de dynamiek van de mensheidsontwikkeling ons lijkt op te leggen.
Oswald Spengler (1880 - 1936) was een Duits cultuurhistoricus, filosoof en auteur. Spengler is beroemd geworden omwille van zijn boek "Der Untergang des Abendlandes" (de ondergang van het avondland) waarvan het eerste volume uitkwam in 1917 en een gecorrigeerde versie in 1922. Deze uitgebreide studie werd meteen een succes, ook buiten Duitsland. In die tijd werden er maar liefst meer dan 100.000 exemplaren van verkocht.
Spengler analyseerde in detail acht wereldbeschavingen : de Babylonische, Egyptische, Chinese, Hindoeïstische, Indiaans-Mexicaanse, Grieks-Romeinse, Joods-Arabisch-Byzantijnse en de actuele westerse beschaving. In zijn opvatting vangt er een nieuwe cultuur aan op het moment dat een paar visionaire lieden in een vastgelopen en leeggebloedde samenleving een nieuw perspectief ontwikkelen. Geleidelijk aan transformeert deze groeiende vernieuwingsbeweging alle geledingen van de maatschappij : de politieke en sociale structuren, het zakenleven en de handel, techniek en technologie, het onderwijs, de religieuze overtuigingen, de artistieke expressie en de architectuur.
Dit steeds weer terugkerende verloop neemt zo'n 1000 à 1200 jaar in beslag. Evenwel blijkt dat gedurende de laatste 200 à 300 jaar alle beschavingen vastlopen en verstarren. De innovatieve fase is over haar hoogtepunt, het platteland loopt leeg en er ontstaan megasteden. Onophoudelijke oorlogen monden uit in een bestuursapparaat op wereldschaal.
Vanuit zijn onderzoek, studerend en schrijvend in de jaren 1910-1915, meende Oswald Spengler dat de huidige westerse cultuur in deze laatste fase van verval was aanbeland. Concreet voorspelde hij dat het westerse beschavingssysteem zo'n een à twee eeuwen verwijderd was van haar ondergang, wat hij evenwel niet zag als een mogelijke vernietiging.
In zijn visie maken alle culturen een analoge evolutie door die overeenstemt met de vijfvoudige levenscyclus van een mens : namelijk van geboorte, jeugd, volwassenheid, ouderdom en dood. Spengler beschreef een specifiek ontwikkelingspatroon dat alle acht grote menselijke beschavingsperiodes hebben doorlopen. Hij hield staande dat een goed geschoolde historicus, door gebruik te maken van dit patroon als blauwdruk, in staat moest worden geacht om cruciale cultuurveranderingen aan te kondigen.
Spengler geloofde helemaal niet in het gangbare concept van onbeperkte, maakbare vooruitgang. Zijn cyclische benadering van de mensheidsontwikkeling staat ook haaks op het christelijke geloof in een lineaire tijdlijn van openbaring naar laatste oordeel.
Zijn magnum opus, dat een belangrijke grondslag vormt werd voor de theorie van de sociale cycli, oogstte zowel kritiek als bijval. Zijn inzichten en voorspellingen blijven tot op de dag van vandaag controversieel. Critici wezen zijn aanpak af als onverenigbaar met de conventionele interpretatie van de mensheidsgeschiedenis. Spengler wordt door hen dan ook beschouwd als een cultuurpessimist. Verdedigers van zijn ideeën herinnerden evenwel aan de bijbeltekst uit Prediker 1:9-10 : "...er is niets onder de zon. Is er iets, waarvan men zegt: ziehier, dat is nieuw - het was er al in verre tijden, die vóór ons waren."
En zo zijn er ook hedendaagse analisten die hebben vastgesteld dat het genoemde vijfvoudige proces van geboorte tot dood niet alleen geldig is voor mens, plant en dier maar eveneens voor wereldrijken.
Een van die onderzoekers is David Engels (1979), een Belgisch historicus en professor aan de Franstalige Vrije Universiteit van Brussel. Hij heeft zich voornamelijk gespecialiseerd in de Romeinse geschiedenis. In zijn publicatie "Le Déclin. La crise de l'Union européenne et la chute de la République romaine. Quelques analogies." uit 2013 bespreekt hij de val van de Romeinse Republiek in de 1e eeuw voor Christus (dus niét de ondergang van het Romeinse Rijk in de 5e eeuw na Christus).
Engels gaat dus, net als Spengler, uit van een cyclisch wereldbeeld en toont ons dat in de 1e eeuw voor Christus de Romeinse Republiek geconfronteerd werd met structurele en met elkaar verbonden crisissen : politiek, economisch en cultureel.
Net zoals ten tijde van het einde van de Romeinse Republiek hebben we vandaag te maken met terrorisme, radicalisme en godsdienstig fundamentalisme. De gelijkenissen van toen en nu zijn frappant : demografische terugval en veroudering van de bevolking, immigratie, uitholling van religieuze instellingen, uiteenvallen van families, grote werkloosheid, onverantwoorde staatsuitgaven, desindustrialisatie, hoge sociale kosten, delocalisatie enz.
Ons maatschappelijk systeem verkeert in crisis en zonder ommekeer stevenen we collectief af op een muur. Zijn research leert hem dat we een gevaarlijke toename van politieke instabiliteit kunnen verwachten alsmede een spiraal van armoede, onvrede, radicalisering en een verdere opmars van 'law and order'.
Engels meent dat de oprichting van een imperium de laatste manier is om een cultuurbeschaving te beschermen. Iedere cultuur doorloopt klaarblijkelijk fases van steeds groter wordende samenlevingsverbanden : in het begin is er de familie, dan het dorp, de stad, dan volgt de regio, de natie en uiteindelijk de evolutie naar een imperium, meteen ook het eindstadium. Daarom beschouwt hij de eenmaking van Europa als typisch verschijnsel voor het einde van een beschavingsperiode.
In het verleden hebben we, aan het einde van iedere ontwikkeling, de opkomst gezien van een universeel staatsmodel. Voorbeelden zijn het Chinese Han imperium, het kalifaat van de Abbasiden en dat van de Fatimiden, het nieuwe Egyptische Rijk, Indië onder de Gupta's, de dynastie van de Sassaniden en, in het westen, de Europese Unie. Deze nieuwe eenheden hebben zich enkele decennia of zelfs enkele eeuwen kunnen handhaven. Maar ook aan hun bestaan kwam - komt ? - vroeg of laat een einde.
Vanuit zijn onderzoek vreest Engels dat de Europese Unie ook het lot zal ondergaan van alle andere grote universele rijken. En dat we zullen geconfronteerd worden met een periode van troebelen en burgerconflicten die onze samenleving grondig zullen veranderen. Met als eindstation de installatie van een nieuw autoritair staatsbestel, te vergelijken met het Augustusprincipaat. Daarmee is de kans groot en het gevaar reëel dat het voortschrijdende emancipatieproces van het individu wordt teruggeschroefd.
Van de Spaans-Amerikaanse auteur en filosoof George Santayana komt de bekende uitspraak : "Wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd om ze te herhalen". De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig (1881 - 1942) herinnerde eraan dat "dit een onontkoombare wet van de geschiedenis blijft: het verbiedt tijdgenoten om vanaf hun vroegste begin de grote bewegingen te herkennen die hun tijdperk bepalen." Ook David Engels pleit ervoor om de lessen van de geschiedenis te respecteren én ons bewust te worden van de vrijheidslimieten die de dynamiek van de mensheidsontwikkeling ons lijkt op te leggen.
Als je dit een interessant artikel vond, deel het dan even via bvb. de sociale media. Hartelijk dank !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten