Over het voor en tegen van globalisering is reeds heel wat inkt gevloeid. In Duitsland en enkele andere EU-landen weigert de meerderheid van de tegenstanders om hun groep een antiglobaliseringsbeweging te noemen. Deze activisten zijn en blijven inderdaad zeer sceptisch, maar erkennen wel de economische voordelen van internationalisering. Het merkwaardige is dat een aantal ernstige en reële kwesties, die verbonden zijn met economische mondialisering, veel minder aan kritiek worden onderworpen.
De klassieke argumenten pro-globalisering zijn welbekend en ook terecht :
- De handel tussen landen is toegenomen en wordt vergemakkelijkt door het onderling afstemmen van de regels en het opheffen van belemmerende barrières. In grote gebieden van de wereld is er vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten.
- Door lagere productiekosten (productie in lagelonenlanden) en het schaalvoordeel (meer afzetmarkten) worden bepaalde producten goedkoper voor de consumenten.
- Moderne communicatiemiddelen (het internet) maken van de wereld een dorp, werken kostenverlagend en bevorderen innovatie (nieuwe ideeën worden opgepikt, gedeeld en verspreid). De mondiale economische groei vaart er wel bij. De afgelopen 20 jaar is het deel van de wereldbevolking dat in extreme armoede leeft bijna gehalveerd (zie het boek 'Feitenkennis' van Hans Rosling blz 62-63).
- Globalisering heeft het toerisme populair gemaakt en heeft ons, meer dan ooit tevoren, in contact gebracht met vreemde culturen. En dat laatste wordt als verrijkend ervaren.
Diegenen die de verder schrijdende internationalisering afwijzen, hanteren de volgende beweegredenen :
- De jarenlange enorme flow van geld, goederen, diensten en mensen doet de nationale grenzen vervagen. In het verlengde hiervan zien vele waarnemers een erosie van het zelfbeschikkingsrecht van natiestaten. Het staat vast dat er steeds meer soevereiniteit wordt overgedragen aan supranationale organisaties. De Europese Unie is een klassiek voorbeeld. Het proces waarbij landen uit economische- en handelsoverwegingen hun wetgeving aanpassen, vinden we ook terug in Noord- en Zuid-Amerika en in Azië.
- Het Westen bezondigt zich aan cultureel imperialisme. Het westerse waarden- en consumptiemodel vindt almaar sneller ingang in de wereld: overal consumeert men dezelfde westerse producten (kleding, voedsel...), kijkt men naar westerse media en onderwijst men vaak de materialistische, kapitalistische en neoliberale waarden van de ontwikkelde landen.
- Eerstewereldlanden maken zich ook schuldig aan economisch imperialisme. Meer dan vroeger onderwerpt men de wereld niet alleen meer met militaire - maar evenzeer met economische middelen.
Vele beleidsbepalers in de ontwikkelde landen hebben de aardverschuivende impact van de val van het communisme aan het eind van de jaren tachtig en het toetreden van bevolkingsrijke landen zoals India (in 1995) en China (in 2001) tot de Wereldhandelsorganisatie onderschat. Een studie van het McKinsey Global Institute van 2012 schat dat tussen 1980 en 2010 maar liefst zo'n 1,7 miljard werknemers, vooral afkomstig uit ontwikkelingslanden, zijn toegetreden tot de wereldmarkt. Daarbij komt nog dat in die periode vele arbeidskrachten de overstap maakten van de boerderij naar de fabriek : een ongeziene sociaal-economische omwenteling.
In de loop der jaren is in de rijke landen het ongenoegen toegenomen. Het belangrijkste argument van de miljoenen Amerikaanse werkloze slachtoffers van de economische mondialisering is dat ze de basis van hun levensonderhoud, de maakindustrie (overgeheveld naar lagelonenlanden), verloren hebben zonder kans te maken op enig gelijkwaardig alternatief. Dat is meteen ook de reden waarom zij en president Trump kiezen voor protectionisme.
Deze onvrede is evenwel terug te voeren tot een dieperliggende problematiek. En die ook niet of onvoldoende wordt erkend door de 'zachtere' activisten van de globalisatie-kritische beweging. Die minder belichte - nadelige - effecten van economische mondialisering zijn als volgt :
De werkende klasse in de wereld raakt verdeeld zoals nooit tevoren. Wanneer men een productie-eenheid in Pennsylvania sluit om die naar Mexico te verplaatsen, verliezen enkele honderden Amerikaanse werknemers hun levensonderhoud. Tegelijk bemachtigen in dat Centraal-Amerikaanse land enkele honderden werklozen nu een baan, zij het met een lager loon dan hun Amerikaanse collega's. Toen Siemens in de jaren negentig besloot om haar fabriek van mobiele telefoons in Bochum te sluiten en naar Hongarije te verhuizen, gingen de Duitse arbeiders een bitter gevecht aan om hun job te behouden. Ze waren zelfs bereid om een loonsverlaging te incasseren. Maar uiteindelijk faalden ze in hun opzet. Werknemers worden dus, zelfs binnen hetzelfde multinationale bedrijf en over de landsgrenzen heen, concurrenten van elkaar.
Het kan ook gebeuren dat fabrieken en bedrijven het niet zien zitten om de ontwikkelde landen te verlaten omdat derdewereldlanden geen ander voordeel kunnen aanbieden dan lage lonen (hun werknemers zijn bijvoorbeeld onvoldoende gekwalificeerd). Het kan ook zijn dat dergelijke naties (de meerderheid van de landen ten zuiden van de Sahara) geen of moeilijk internationaal kapitaal kunnen aantrekken. Het gevolg daarvan is dat er een grote migratiestroom op gang is gekomen van arme en/of werkloze mensen van onderontwikkelde landen naar de meer welvarende regio's in Noord-Amerika en Europa.
Vele (rijke) landen doen er alles aan om buitenlandse investeerders aan te trekken. Slimme multinationale ondernemingen maken hiervan gebruik om landen tegen elkaar uit te spelen teneinde zo gunstig mogelijke vestigingsomstandigheden (zoals een interessant fiscaal regime, regelontwijking op het gebied van milieu, dierenwelzijn enz) te bekomen. Dat zorgt evenwel voor een neerwaartse druk op lonen, sociale uitkeringen en andere arbeidsvoorwaarden, ook in het Westen. Met andere woorden : een race naar de bodem waar zowel werknemers als werkzoekenden de dupe van zijn, maar wat interessant is voor topmanagement en aandeelhouders.
Globalisering annex innovatie bevordert de technologische ontwikkeling en draagt bij tot kostenbesparingen en winstmaximalisatie. De uitdijende automatisatie, robotisering en digitalisering vraagt niet alleen een steeds rekbaarder aanpassingsvermogen van alle betrokkenen in het arbeidsproces (burn-outs). Het doet ook banen sneuvelen en leidt, zeker in eerste instantie, tot meer werkloosheid. Het is waar dat digitalisering ook nieuwe jobs creëert. Maar hoe dan ook is het voor ontslagen (oudere) werknemers niet evident om een andere en/of gelijkwaardige betrekking te vinden.
Globalisering leidt tot inefficiënt gebruik van energie en grondstoffen. De meeste technologische ontwikkelingen benodigen veel materiële hulpbronnen en veroorzaken ipso facto meer ecologische schade. Daarover lanceerden verleden jaar 15.364 wetenschappers uit 184 landen nog een dringende oproep.
Critici van de economische globalisering komen vaak aandraven met de bekende klassieke argumenten. Nader onderzoek bewijst echter dat er nog heel wat meer aan de hand is. Het is zonder meer vreemd dat een aantal dieperliggende aspecten, die duidelijk negatief uitpakken voor mens en milieu, niet meer aandacht krijgen.
Vond je dit een interessant artikel ? Zo ja, deel het dan even via bvb. de sociale media. Dank !