Beschavingen zijn fragiel en niet permanent. Desintegratie van samenlevingen is een fenomeen van alle tijden. Er is schijnbaar geen enkele beschaving of imperium, hoe machtig ook, die aan dat lot kan ontsnappen. Denken we maar aan het wedervaren van Babylonië, het Assyrische Rijk, het oude Egyptische koninkrijk, de Minoïsche beschaving op Kreta, de ineenstorting van het westelijke Romeinse Rijk, het verdwijnen van de Maya's enz. De ondergang van een sterk ontwikkelde cultuur is altijd een weinig begrepen proces geweest.
Joseph Tainter is de Amerikaanse auteur van het bekende, in 1988 verschenen boek, "The Collapse of Complex Societies". Naast andere publicaties schreef hij in 2011, samen met olie-expert Tadeus Patzek, "Drilling Down : The Gulf Oil Debacle and our energy dilemma". Hij studeerde antropologie aan de universiteit van Californië Berkeley en de Northwestern-universiteit, waar hij in 1975 zijn PhD ontving. Sinds 2012 is hij hoogleraar aan het Departement van Milieu en Samenleving aan de Utah State universiteit. Tainter geldt als een van de grootste 'ondergangsspecialisten'. Hij heeft zich vooral gebogen over het verdwijnen van de Romeinen, de Maya's en de Indiaanse Chacocultuur. De verzamelde inzichten omtrent de neergang van culturen van vroegere en tegenwoordige onderzoekers beschouwt hij als onvoldoende wetenschappelijk meetbaar. Daarom ontwikkelde hij zelf een globaal principe, dat zowel verleden als heden verbindt, om de teloorgang van samenlevingen te verklaren.
Definitie
Menselijke samenlevingen evolueren in de loop der tijd en creëren meer soorten onderdelen, meer soorten technologie, meer hiërarchie enz. Die onderdelen dienen in elkaar te worden gepast om een georganiseerd sociaal systeem te vormen. De menselijke geschiedenis wordt gekenmerkt door een schijnbaar onvermijdelijke trend naar hogere niveaus van complexiteit, sociopolitieke controle, specialistische technologie en het verwerken van steeds grotere hoeveelheden energie en informatie.
Gemeenschappen worden tijdens hun bestaan geconfronteerd met bevolkingsgroei, afnemende bodemkwaliteit, klimaatverandering, interne onrust, vijandige buren enz. Het toevoegen van complexiteit is dan een antwoord, een oplossing voor opgedoken problemen. Complexiteit, zoals Tainter het ziet, is een probleemoplossende strategie en de overheid, als sociopolitieke eenheid, fungeert dan als een probleemoplossende organisatie.
Landbouwafhankelijkheid
De laatste 12.000 jaar zijn samenlevingen complexer geworden en behoefden ze meer en meer energie om hun complexiteit in stand te houden. In vroeger tijden werd dit gerealiseerd door een steeds intensievere landbouwproductie en de laatste 200 jaar betrekken we energie voornamelijk uit fossiele brandstoffen.
Landbouwafhankelijkheid lijkt een van de triggers te zijn ter verhoging van complexiteit. Want landbouw vereist sedentair gedrag en betekent dat men zich dient te organiseren in grotere gemeenschappen. Grotere gemeenschappen, door bevolkingsgroei, vereisen een grotere complexiteit (regels, specialisatie, markten, uitwisselingssystemen). Landbouwareaal, brandstofvoorraden en minerale reservoirs die eerst worden geëxploiteerd - wat evident is voor een logisch en economisch verantwoord handelende bevolking - zijn het gemakkelijkst toegankelijk, het overvloedigst en het gemakkelijkst inzetbaar om in de eerste behoeften te voorzien.
Als deze basisgoederen niet langer volstaan, zal men noodgedwongen moeten overstappen naar de exploitatie van hulpbronnen die kostelijker zijn om te verwerven, verwerken en verdelen. Uit Tainters onderzoek blijkt dan dat de bevolking telkens een groter gedeelte van haar energiebudget zal moeten besteden om de maatschappelijke orde overeind te houden. Zo vormt de ondergang van de Maya's een schrijnend voorbeeld van toenemende agrarische problemen. Het bestuderen van Mayaskeletten laat zien hoe, door voortschrijdende ondervoeding, de mensen steeds korter werden en steeds meer ziektebeelden vertoonden.
Duur onderwijs
De kosten gerelateerd aan het verwerken aan informatie neigen in de loop der jaren toe te nemen. Een complexer wordende samenleving vereist namelijk steeds meer gespecialiseerd en beter opgeleid personeel, wat het kostenplaatje groter maakt. Hoger onderwijs - en gespecialiseerde opleidingen nog meer - steunt op eerder verworven algemene kennis. Een algemene opleiding vindt plaats tijdens de vroege jeugd, heeft op langere termijn de grootste waarde en kost ook minder.
Vermits het nettoresultaat van specialistische scholing slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen aan de voorafgaandelijke algemene opleiding, zal een gespecialiseerde training automatisch een verminderde opbrengst vertonen. Tainter leidt daaruit af dat een samenleving die in haar behoeften meer steunt op algemene scholing, meer waarde zal creëren uit haar investering dan een maatschappij die eerder afhankelijk is van duur gespecialiseerd onderwijs.
Duur onderzoek
De situatie met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling is gelijkaardig. Eerdere, algemene arbeid verricht op een of ander wetenschappelijk terrein ligt aan de basis van elke kennis die verworven werd als resultaat van latere, meer gespecialiseerde research. Gespecialiseerd onderzoek zal per definitie nooit dezelfde resultaten opleveren zoals die door vroegere, algemene research werden bekomen.
Het is geen toeval dat de meest befaamde professionelen pioniers waren die in hun specialisatie het terrein ontwikkelden en daarvan de kernbeginselen vastlegden. Geen van de opvolgers van Einstein (fysica), Darwin (biologie) en Marx (sociale wetenschap) zullen dezelfde invloed en faam verwerven als voornoemde wegbereiders die in hun onderzoeksgebied een revolutie teweegbrachten.
Vergelijk het wetenschappelijk onderzoek in de Middeleeuwen, beoefend door individueel opererende naturalisten of mathematici, met ons kostelijk modern wetenschapsproces dat beroep doet op complexe instellingen, gesofisticeerde technologie en grote interdisciplinaire researchteams. De resultaten van onze moderne aanpak zijn indrukwekkend maar zijn niet waardevoller dan de eerder gerealiseerde algemene kennis die aan lagere kostprijs werd verworven. De hedendaagse reistechnologie is prachtig, maar men kan moeilijk beweren dat die van groter belang zou zijn dan de uitvinding van het wiel, het vaartuig of de stoommachine. Omdat de moderne wetenschap gespecialiseerder en duurder is en er minder te ontdekken valt, vermindert echter ook haar productiviteit.
In een industriële samenleving die geconfronteerd wordt met dalende productiviteit (zie grafiek) en dito opbrengsten, zal er meer geïnvesteerd worden in onderzoek en ontwikkeling. Maar ook in onderwijs, omdat individuen zichzelf willen positioneren om een maximumaandeel van een zichtbaar falende economie te bemachtigen. Er ontstaat een situatie waarbij alle segmenten van de samenleving kampen voor een krimpend economisch product.
Sociale complexiteit
Volgens Tainter is dit de absolute essentie van een complexe samenleving. Hij ziet hier verschillende redenen waarom op een bepaald tijdstip de investering in complexiteit geen toegenomen voordeel meer oplevert.
De legitimerende activiteiten door overheden, zoals het handhaven van de orde en defensie, neigen na verloop van tijd toe te nemen. In een zich ontwikkelende gemeenschap vergroot namelijk de kans op ongevallen en/of incidenten en dus ook de kosten om die te verhinderen. In onze moderne maatschappij met vele wetten en regels gaan lobbyisten dan ook op zoek naar ontsnappingsroutes die de wetgever nadien weer moet afsluiten.
De toenemende omvang en specialisatie van een bureaucratie zal ook steeds meer middelen opslorpen. Een steeds weerkerend kenmerk van menselijke samenlevingen bij het oplossen van problemen, is het aanstellen van gespecialiseerde bestuurders en het inschakelen van een groter deel van de bevolking voor administratieve taken.
De Britse historicus en autoriteit op het vlak van openbaar bestuur Cyril Northcote Parkinson stelde in 1958 reeds vast dat een uitdijende bureaucratie immer meer belastinggeld behoeft en steeds minder waarde oplevert. Toenemende complexiteit impliceert altijd grotere hoeveelheden informatieverwerking, meer integratie van disparate onderdelen en meer hiërarchie.
Eenmaal geïnstalleerd zullen sociale functies zelden worden afgebouwd. Belastingen zullen eerder stijgen dan dalen, het aantal specialisten neemt gewoonlijk niet af, informatieverwerking net als wetten en regels ontwikkelen zich meestal in één richting, legers worden meestal niet afgebouwd, welvaartskosten zullen niet snel worden teruggeschroefd, een groeiende monumentale architectuur behoeft onderhoud en de compensatie voor de elitaire bovenlaag zal zelden naar beneden worden aangepast.
Teneinde de productieve capaciteit van de bevolking, de belangrijkste steunbeer van het maatschappelijke systeem, te handhaven dient er opnieuw te worden geïnvesteerd. Op die manier ontstaan er sterke onderlinge afhankelijkheden en dus weer meer complexiteit. Maar een sociaal stelsel is onderworpen aan limieten en kan slechts een zekere hoeveelheid stress verdragen.
Schenkt sociale ontwikkeling dan geen voordelen of verzwakken opbrengsten dan altijd ? Neen, maar heel dikwijls blijkt dat samenlevingen een punt bereiken waarop de verhouding tussen kost en opbrengst van continue investeringen in complexiteit negatief wordt.
Wet van de afnemende opbrengsten
Informatie werd vroeger van mond tot mond doorgegeven. Vergelijk dat even met de ingewikkelde informatietechnologie van tegenwoordig. We hebben de neiging om de simpelste en meest kosteneffectieve oplossingen eerst toe te passen. Als die niet meer voldoen, 'kiezen' we uitkomsten die meer kosten. Na verloop van tijd wordt het dus steeds duurder om creatieve uitwegen te vinden en in die fase wordt een samenleving kwetsbaar voor een mogelijke ineenstorting.
Op een bepaald moment wordt het toevoegen van complexiteit een minder aantrekkelijke probleemoplossende strategie. Daarom wordt het een aantrekkelijk idee voor - productieve - lokale groepen om zich los te maken van een bestuurlijke entiteit. Een voorbeeld hiervan is de overbelaste boerenstand die in de eindfase van het Romeinse Rijk weinig weerstand bood tegen de buitenlandse invallers.
Het samen optreden van slinkende hulpmiddelen en stijgende kosten vraten aan de economische kracht, in die mate dat de dienstverlening naar de bevolking niet langer kon verzekerd worden. Als gevolg van de ontstane onrust diende men steeds meer middelen van een afkalvende voorraad toe te wijzen aan legitimatie en controle. De economische basis versmalde en haar leden verminderden actief of passief hun steun aan het beleid.
Niet alleen Tainter, ook andere onderzoekers hebben vastgesteld dat verhoogde investeringen op een bepaald moment geen toenemende opbrengsten meer genereren. Het idee van afnemende opbrengsten in de economie is minstens zo oud als de 19e-eeuwse klassieke economen zoals Thomas Malthus, David Ricardo en John Stuart Mill. Voortdurende investeringen in sociopolitieke complexiteit bereiken straks weer een stadium waarin de voordelen van zulke inspanningen eerst langzaam en dan met toenemende kracht beginnen uit te doven.
In de maakindustrie - en bij feitelijk elke volgehouden menselijke inspanning, van welke aard ook - manifesteren zich altijd weer terugvallende opbrengsten als op een kritiek tijdstip bijkomende investeringen (inspanningen) tot productiviteitsdalingen leiden (zie afbeelding).
Probleemoplossingen vandaag
Ook thans lossen we problemen op door onbewust steeds meer (kostelijke) complexiteit toe te voegen. Een van de oplossingen om het vervuilingsprobleem en het vraagstuk van afnemende fossiele brandstoffen aan te pakken is de ingebruikname van hybride auto's. Vroeger deed een auto het met een enkel aandrijvingssysteem, nu zijn er twee zulke aandrijvingen vereist. Bovendien is er nood aan software en elektronica om die twee onderdelen met elkaar te verbinden.
Een ander voorbeeld is de manier waarop we reageren op een terroristische dreiging. Hoe werd er door de VS en Europa gereageerd op de aanslag van 11 september 2001? Nieuwe bureaucratische instellingen zagen het levenslicht (in de VS het 'Department of Homeland Security' en de Transportation Security Administration') er er werden verschillende structuren opgezet om de controle te vergroten over gedrag dat we als bedreigend ervaren.
Gevaren
Olie is de allerbelangrijkste grondstof en levensnoodzakelijk voor de instandhouding van ons economisch systeem. Sinds de Tweede Wereldoorlog werd iedere piek in de olieprijs gevolgd door een economische recessie. Het jaar 2008 was trouwens het jaar van de top in olieprijzen (147 dollar voor een vat).
Een uiterst belangrijk gegeven is de verhouding tussen investering in energie enerzijds en de energieopbrengst van die investering anderzijds (dit wordt uitgedrukt als EROI en staat voor Energy Return on Investment). De mensheid leeft van netto-energie (er is olie nodig om olie boven te halen) en voor olie bevindt die ratio zich in een dalende trend. Ter illustratie : in 1940 produceerde de VS olie en gas met een energieopbrengst van 100 tegen 1. Met andere woorden : voor ieder vat olie dat er geïnvesteerd werd in het ontdekken en exploiteren van olie, werden er 100 vaten geproduceerd. Op die manier kon de VS tijdens WO II zichzelf en de geallieerden van olie voorzien.
Bron : Victor Court & Florian Fizaine ('Long-Term Estimates of the Energy-Return-on-Investment (EROI) of Coal, Oil and Gas', 2017)
Vandaag is de EROI teruggevallen naar 15 tegen 1 en die tendens is onomkeerbaar (zie bovenstaande figuur). Waarom ? Omdat de vlotst bereikbare oliebronnen met de beste kwaliteit eerst werden geëxploiteerd. Als die leeggehaald zijn, schakelt men over naar moeilijker (dieper gelegen, oudere, beperkter, gevaarlijker, kostelijker) te exploiteren sites (bijvoorbeeld offshore) die meer complexe technologieën vereisen : een steeds terugkerend patroon in de menselijke geschiedenis.
Dé vraag is altijd weer opnieuw : hoe lang nog kunnen we afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen om onze levensstijl te behouden ?
Het oliedrama in de Golf van Mexico in 2010 met het boorplatform van Deepwater Horizon, een van de grootste milieurampen ooit, typeert de energiecomplexiteit waarmee we worden geconfronteerd. In een zeer ingewikkeld technologiesysteem met vele onderdelen, gebeuren ongelukken vanwege onvoorspelbare interacties tussen sommige van die elementen. Met toenemende ingewikkeldheid zijn storingen als het ware voorgeprogrammeerd.
Gekwalificeerde ingenieurs trachten pannes te voorkomen en voegen daarom - wat allicht niet te vermijden is - meer complexiteit toe. Moet men dan verbaasd zijn dat het begrijpen en besturen van technologische procedés voor (minder gekwalificeerde) operatoren steeds moeilijker wordt ? En dat niet alleen technische - maar ook menselijke - fouten dreigen te vermeerderen ?
Fracking is een methode van hydraulisch kraken om schalieolie en/of schaliegas uit de diepe ondergrond vrij te maken. Eerst scheurt men het brongesteente open, vervolgens wordt er water, zand en chemicaliën onder hoge druk in een boorput gepompt en veroorzaakt men kleine explosies om zo olie of gas vrij te maken. Dit frackingfenomeen, dat vooral sinds 1997 een hoge vlucht heeft genomen, heeft de wereld enig respijt gegeven. Over de gevolgen voor het milieu spreken we dan nog niet.
Maar ook hier stellen we vast dat de beste oliereservoirs eerst werden aangeboord, hetgeen betekent dat de minder interessante voorraden slechts in de toekomst zullen worden aangesproken. Tainter zegt dat het cruciaal is om te trachten het tegenwoordige energieniveau per capita (per gemiddelde persoon) te behouden. Op sommige plekken zal dat lukken met hernieuwbare energie, op andere plekken niet. Die toegenomen technologische complexiteit om olie aan te boren, die ook kostelijker is, leidt tot een probleem van dalende EROI, van dalende netto-energie.
Ons economisch model is gebaseerd op eeuwigdurende groei, op eeuwigdurende expansie. Maar hoe kan er oneindige groei worden gerealiseerd op een eindige planeet ? Daarenboven verplichten de energiewetten ons om rekening te houden met onontkoombare limieten.
Een andere, ongelukkige parallel met het verleden is dat we de problemen van vandaag trachten op te lossen door de toekomst te belasten. De Romeinse bewindvoerders deden dat door de munt te devalueren, een praktijk die in de geschiedenis overigens heel dikwijls werd toegepast. Al decennialang, maar vooral sinds 2008 (het jaar van de wereldwijde financiële crisis), worden de problemen verdoezeld door het aangaan van almaar meer nieuwe schulden. De globale schuldenlast van overheden, bedrijven en gezinnen bedraagt momenteel een in de mensheidsgeschiedenis ongeziene 318% van het wereldBBP.
Nieuw energiemodel
Tainter gelooft ook niet zo in de volgens hem te sterk benadrukte weldaden van de hernieuwbare energie. Hij is niet overtuigd dat we op lange termijn dergelijke energieën kunnen produceren met eenvoudiger en milieuvriendelijker technologie, die minder schade toebrengt aan de aarde, de atmosfeer en de mensen. Windkracht en zonne-energie hebben veel ruimte nodig om betekenisvol te kunnen zijn.
Voorbeeld : het capteren van zonne-energie van het ecosysteem van een grote woestijn. Daarom kan hernieuwbare energie uiteindelijk zelfs meer milieuschade aanrichten dan het gebruik van fossiele brandstoffen. Tainter vreest dat hetzelfde zal gebeuren als datgene wat we nu doen om olie boven te halen : we zullen hernieuwbare energie gaan produceren op locaties die steeds ongunstiger zullen zijn en daarbij gebruik maken van steevast complexere -, duurdere - en risicovollere technologieën.
Een ineenstorting, als en wanneer die opdoemt, zal dit keer globaal zijn. De wereldbeschaving, die tot en met onderling verbonden is door de fysieke en digitale interactie van mensen, goederen en kapitaal, zou in z'n geheel desintegreren.
In antieke gemeenschappen bestond de oplossing voor afnemende opbrengsten erin om een nieuwe bron van bestaansmiddelen, een 'energiesubsidie' als het ware, buit te maken. Wat dus vroeger gebeurde door expansie. In de wereld van vandaag is dat minder evident.
Uit zijn onderzoek leidt Tainter af dat de industriële wereldsamenleving het punt heeft bereikt waarop de opbrengsten, in verhouding tot het algemene investeringspatroon, zijn beginnen zakken. Een nieuwe energiesubsidie is noodzakelijk als we een globale meltdown willen vermijden. Een energievorm die in ruime hoeveelheid aanwezig is, zal volgens Tainter niet in staat zijn om die dreigende situatie volledig om te keren, maar zou het mogelijk maken om de noodzakelijke investering te financieren.
Elke geïndustrialiseerde natie zou hiervoor in haar begroting een adequaat budget dienen te voorzien. Het is evenzeer wenselijk dat de resultaten van dit energieonderzoek onderling zouden gedeeld worden.
Tot op het ogenblik dat een nieuwe energietoelage actief geïmplementeerd is, zal de levensstandaard van sommige groepen en naties stagneren of zelfs wegzakken. Dit gegeven zal allicht politieke conflicten veroorzaken en met de huidige beschikbaarheid van nucleaire wapens kan dit een gevaarlijke wereldsituatie creëren. Niet alleen Tainter, ook vele andere waarnemers hebben hun bezorgdheid over een dergelijk scenario laten blijken.
Langetermijndenken
Een groot algemeen probleem is dat we als menselijke soort nooit geleerd hebben om ons denken in tijdruimtelijke zin uit te breiden. Onze voorouders daarentegen, die als jagerverzamelaars leefden, werden nooit geconfronteerd met uitdagingen die hen verplichtten om verder te kijken dan hun lokale habitat of verder te denken dan volgende week.
Tainter is van oordeel dat mensen hun verantwoordelijkheid dienen op te nemen om zich te informeren over de kritieke toestand waarin we ons bevinden. Hij pleit ervoor om kinderen op school meer historisch, lange termijn en globaal in plaats van uitsluitend lokaal te leren denken.
Conclusies
Vier concepten leiden dus tot het begrijpen van de ineenstorting van een beschaving :
We leven in de meest complexe samenleving uit de hele wereldgeschiedenis. Hoe graag we ook van onszelf denken om een bijzondere, aparte plaats in te nemen in de menselijke historie, feit is dat industriële samenlevingen van vandaag onderworpen zijn aan dezelfde principes die aanleiding gaven tot de val van vroegere beschavingen.
Het allerbelangrijkste aspect om een economie te runnen is de energietoevoer. We kunnen niet langer een openlijke, eerlijke, ernstige en realistische discussie over onze toekomstige energie blijven uitstellen. Zulk een debat moet ontdaan worden van betweterij, taboes of onbeperkt technologisch optimisme. We kunnen, over de generaties heen, onze toekomst nu plannen en in de hand nemen of we kunnen passief afwachten. Dat en niets anders is onze keuze.
Als je dit een interessant artikel vond, deel het dan even via bvb. de sociale media. Dank !
Joseph Tainter is de Amerikaanse auteur van het bekende, in 1988 verschenen boek, "The Collapse of Complex Societies". Naast andere publicaties schreef hij in 2011, samen met olie-expert Tadeus Patzek, "Drilling Down : The Gulf Oil Debacle and our energy dilemma". Hij studeerde antropologie aan de universiteit van Californië Berkeley en de Northwestern-universiteit, waar hij in 1975 zijn PhD ontving. Sinds 2012 is hij hoogleraar aan het Departement van Milieu en Samenleving aan de Utah State universiteit. Tainter geldt als een van de grootste 'ondergangsspecialisten'. Hij heeft zich vooral gebogen over het verdwijnen van de Romeinen, de Maya's en de Indiaanse Chacocultuur. De verzamelde inzichten omtrent de neergang van culturen van vroegere en tegenwoordige onderzoekers beschouwt hij als onvoldoende wetenschappelijk meetbaar. Daarom ontwikkelde hij zelf een globaal principe, dat zowel verleden als heden verbindt, om de teloorgang van samenlevingen te verklaren.
Definitie
Menselijke samenlevingen evolueren in de loop der tijd en creëren meer soorten onderdelen, meer soorten technologie, meer hiërarchie enz. Die onderdelen dienen in elkaar te worden gepast om een georganiseerd sociaal systeem te vormen. De menselijke geschiedenis wordt gekenmerkt door een schijnbaar onvermijdelijke trend naar hogere niveaus van complexiteit, sociopolitieke controle, specialistische technologie en het verwerken van steeds grotere hoeveelheden energie en informatie.
Gemeenschappen worden tijdens hun bestaan geconfronteerd met bevolkingsgroei, afnemende bodemkwaliteit, klimaatverandering, interne onrust, vijandige buren enz. Het toevoegen van complexiteit is dan een antwoord, een oplossing voor opgedoken problemen. Complexiteit, zoals Tainter het ziet, is een probleemoplossende strategie en de overheid, als sociopolitieke eenheid, fungeert dan als een probleemoplossende organisatie.
Landbouwafhankelijkheid
De laatste 12.000 jaar zijn samenlevingen complexer geworden en behoefden ze meer en meer energie om hun complexiteit in stand te houden. In vroeger tijden werd dit gerealiseerd door een steeds intensievere landbouwproductie en de laatste 200 jaar betrekken we energie voornamelijk uit fossiele brandstoffen.
Landbouwafhankelijkheid lijkt een van de triggers te zijn ter verhoging van complexiteit. Want landbouw vereist sedentair gedrag en betekent dat men zich dient te organiseren in grotere gemeenschappen. Grotere gemeenschappen, door bevolkingsgroei, vereisen een grotere complexiteit (regels, specialisatie, markten, uitwisselingssystemen). Landbouwareaal, brandstofvoorraden en minerale reservoirs die eerst worden geëxploiteerd - wat evident is voor een logisch en economisch verantwoord handelende bevolking - zijn het gemakkelijkst toegankelijk, het overvloedigst en het gemakkelijkst inzetbaar om in de eerste behoeften te voorzien.
Als deze basisgoederen niet langer volstaan, zal men noodgedwongen moeten overstappen naar de exploitatie van hulpbronnen die kostelijker zijn om te verwerven, verwerken en verdelen. Uit Tainters onderzoek blijkt dan dat de bevolking telkens een groter gedeelte van haar energiebudget zal moeten besteden om de maatschappelijke orde overeind te houden. Zo vormt de ondergang van de Maya's een schrijnend voorbeeld van toenemende agrarische problemen. Het bestuderen van Mayaskeletten laat zien hoe, door voortschrijdende ondervoeding, de mensen steeds korter werden en steeds meer ziektebeelden vertoonden.
Duur onderwijs
De kosten gerelateerd aan het verwerken aan informatie neigen in de loop der jaren toe te nemen. Een complexer wordende samenleving vereist namelijk steeds meer gespecialiseerd en beter opgeleid personeel, wat het kostenplaatje groter maakt. Hoger onderwijs - en gespecialiseerde opleidingen nog meer - steunt op eerder verworven algemene kennis. Een algemene opleiding vindt plaats tijdens de vroege jeugd, heeft op langere termijn de grootste waarde en kost ook minder.
Vermits het nettoresultaat van specialistische scholing slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen aan de voorafgaandelijke algemene opleiding, zal een gespecialiseerde training automatisch een verminderde opbrengst vertonen. Tainter leidt daaruit af dat een samenleving die in haar behoeften meer steunt op algemene scholing, meer waarde zal creëren uit haar investering dan een maatschappij die eerder afhankelijk is van duur gespecialiseerd onderwijs.
Duur onderzoek
De situatie met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling is gelijkaardig. Eerdere, algemene arbeid verricht op een of ander wetenschappelijk terrein ligt aan de basis van elke kennis die verworven werd als resultaat van latere, meer gespecialiseerde research. Gespecialiseerd onderzoek zal per definitie nooit dezelfde resultaten opleveren zoals die door vroegere, algemene research werden bekomen.
Het is geen toeval dat de meest befaamde professionelen pioniers waren die in hun specialisatie het terrein ontwikkelden en daarvan de kernbeginselen vastlegden. Geen van de opvolgers van Einstein (fysica), Darwin (biologie) en Marx (sociale wetenschap) zullen dezelfde invloed en faam verwerven als voornoemde wegbereiders die in hun onderzoeksgebied een revolutie teweegbrachten.
Vergelijk het wetenschappelijk onderzoek in de Middeleeuwen, beoefend door individueel opererende naturalisten of mathematici, met ons kostelijk modern wetenschapsproces dat beroep doet op complexe instellingen, gesofisticeerde technologie en grote interdisciplinaire researchteams. De resultaten van onze moderne aanpak zijn indrukwekkend maar zijn niet waardevoller dan de eerder gerealiseerde algemene kennis die aan lagere kostprijs werd verworven. De hedendaagse reistechnologie is prachtig, maar men kan moeilijk beweren dat die van groter belang zou zijn dan de uitvinding van het wiel, het vaartuig of de stoommachine. Omdat de moderne wetenschap gespecialiseerder en duurder is en er minder te ontdekken valt, vermindert echter ook haar productiviteit.
In een industriële samenleving die geconfronteerd wordt met dalende productiviteit (zie grafiek) en dito opbrengsten, zal er meer geïnvesteerd worden in onderzoek en ontwikkeling. Maar ook in onderwijs, omdat individuen zichzelf willen positioneren om een maximumaandeel van een zichtbaar falende economie te bemachtigen. Er ontstaat een situatie waarbij alle segmenten van de samenleving kampen voor een krimpend economisch product.
Sociale complexiteit
Volgens Tainter is dit de absolute essentie van een complexe samenleving. Hij ziet hier verschillende redenen waarom op een bepaald tijdstip de investering in complexiteit geen toegenomen voordeel meer oplevert.
De legitimerende activiteiten door overheden, zoals het handhaven van de orde en defensie, neigen na verloop van tijd toe te nemen. In een zich ontwikkelende gemeenschap vergroot namelijk de kans op ongevallen en/of incidenten en dus ook de kosten om die te verhinderen. In onze moderne maatschappij met vele wetten en regels gaan lobbyisten dan ook op zoek naar ontsnappingsroutes die de wetgever nadien weer moet afsluiten.
De toenemende omvang en specialisatie van een bureaucratie zal ook steeds meer middelen opslorpen. Een steeds weerkerend kenmerk van menselijke samenlevingen bij het oplossen van problemen, is het aanstellen van gespecialiseerde bestuurders en het inschakelen van een groter deel van de bevolking voor administratieve taken.
De Britse historicus en autoriteit op het vlak van openbaar bestuur Cyril Northcote Parkinson stelde in 1958 reeds vast dat een uitdijende bureaucratie immer meer belastinggeld behoeft en steeds minder waarde oplevert. Toenemende complexiteit impliceert altijd grotere hoeveelheden informatieverwerking, meer integratie van disparate onderdelen en meer hiërarchie.
Eenmaal geïnstalleerd zullen sociale functies zelden worden afgebouwd. Belastingen zullen eerder stijgen dan dalen, het aantal specialisten neemt gewoonlijk niet af, informatieverwerking net als wetten en regels ontwikkelen zich meestal in één richting, legers worden meestal niet afgebouwd, welvaartskosten zullen niet snel worden teruggeschroefd, een groeiende monumentale architectuur behoeft onderhoud en de compensatie voor de elitaire bovenlaag zal zelden naar beneden worden aangepast.
Teneinde de productieve capaciteit van de bevolking, de belangrijkste steunbeer van het maatschappelijke systeem, te handhaven dient er opnieuw te worden geïnvesteerd. Op die manier ontstaan er sterke onderlinge afhankelijkheden en dus weer meer complexiteit. Maar een sociaal stelsel is onderworpen aan limieten en kan slechts een zekere hoeveelheid stress verdragen.
Schenkt sociale ontwikkeling dan geen voordelen of verzwakken opbrengsten dan altijd ? Neen, maar heel dikwijls blijkt dat samenlevingen een punt bereiken waarop de verhouding tussen kost en opbrengst van continue investeringen in complexiteit negatief wordt.
Wet van de afnemende opbrengsten
Tainter : "Geef het voldoende tijd en voldoende toenemende complexiteit en op een gegeven moment bereikt complexiteit de fase waarbij dalende opbrengsten optreden."
Informatie werd vroeger van mond tot mond doorgegeven. Vergelijk dat even met de ingewikkelde informatietechnologie van tegenwoordig. We hebben de neiging om de simpelste en meest kosteneffectieve oplossingen eerst toe te passen. Als die niet meer voldoen, 'kiezen' we uitkomsten die meer kosten. Na verloop van tijd wordt het dus steeds duurder om creatieve uitwegen te vinden en in die fase wordt een samenleving kwetsbaar voor een mogelijke ineenstorting.
Op een bepaald moment wordt het toevoegen van complexiteit een minder aantrekkelijke probleemoplossende strategie. Daarom wordt het een aantrekkelijk idee voor - productieve - lokale groepen om zich los te maken van een bestuurlijke entiteit. Een voorbeeld hiervan is de overbelaste boerenstand die in de eindfase van het Romeinse Rijk weinig weerstand bood tegen de buitenlandse invallers.
Het samen optreden van slinkende hulpmiddelen en stijgende kosten vraten aan de economische kracht, in die mate dat de dienstverlening naar de bevolking niet langer kon verzekerd worden. Als gevolg van de ontstane onrust diende men steeds meer middelen van een afkalvende voorraad toe te wijzen aan legitimatie en controle. De economische basis versmalde en haar leden verminderden actief of passief hun steun aan het beleid.
Niet alleen Tainter, ook andere onderzoekers hebben vastgesteld dat verhoogde investeringen op een bepaald moment geen toenemende opbrengsten meer genereren. Het idee van afnemende opbrengsten in de economie is minstens zo oud als de 19e-eeuwse klassieke economen zoals Thomas Malthus, David Ricardo en John Stuart Mill. Voortdurende investeringen in sociopolitieke complexiteit bereiken straks weer een stadium waarin de voordelen van zulke inspanningen eerst langzaam en dan met toenemende kracht beginnen uit te doven.
In de maakindustrie - en bij feitelijk elke volgehouden menselijke inspanning, van welke aard ook - manifesteren zich altijd weer terugvallende opbrengsten als op een kritiek tijdstip bijkomende investeringen (inspanningen) tot productiviteitsdalingen leiden (zie afbeelding).
Probleemoplossingen vandaag
Ook thans lossen we problemen op door onbewust steeds meer (kostelijke) complexiteit toe te voegen. Een van de oplossingen om het vervuilingsprobleem en het vraagstuk van afnemende fossiele brandstoffen aan te pakken is de ingebruikname van hybride auto's. Vroeger deed een auto het met een enkel aandrijvingssysteem, nu zijn er twee zulke aandrijvingen vereist. Bovendien is er nood aan software en elektronica om die twee onderdelen met elkaar te verbinden.
Een ander voorbeeld is de manier waarop we reageren op een terroristische dreiging. Hoe werd er door de VS en Europa gereageerd op de aanslag van 11 september 2001? Nieuwe bureaucratische instellingen zagen het levenslicht (in de VS het 'Department of Homeland Security' en de Transportation Security Administration') er er werden verschillende structuren opgezet om de controle te vergroten over gedrag dat we als bedreigend ervaren.
Gevaren
Olie is de allerbelangrijkste grondstof en levensnoodzakelijk voor de instandhouding van ons economisch systeem. Sinds de Tweede Wereldoorlog werd iedere piek in de olieprijs gevolgd door een economische recessie. Het jaar 2008 was trouwens het jaar van de top in olieprijzen (147 dollar voor een vat).
Een uiterst belangrijk gegeven is de verhouding tussen investering in energie enerzijds en de energieopbrengst van die investering anderzijds (dit wordt uitgedrukt als EROI en staat voor Energy Return on Investment). De mensheid leeft van netto-energie (er is olie nodig om olie boven te halen) en voor olie bevindt die ratio zich in een dalende trend. Ter illustratie : in 1940 produceerde de VS olie en gas met een energieopbrengst van 100 tegen 1. Met andere woorden : voor ieder vat olie dat er geïnvesteerd werd in het ontdekken en exploiteren van olie, werden er 100 vaten geproduceerd. Op die manier kon de VS tijdens WO II zichzelf en de geallieerden van olie voorzien.
Bron : Victor Court & Florian Fizaine ('Long-Term Estimates of the Energy-Return-on-Investment (EROI) of Coal, Oil and Gas', 2017)
Vandaag is de EROI teruggevallen naar 15 tegen 1 en die tendens is onomkeerbaar (zie bovenstaande figuur). Waarom ? Omdat de vlotst bereikbare oliebronnen met de beste kwaliteit eerst werden geëxploiteerd. Als die leeggehaald zijn, schakelt men over naar moeilijker (dieper gelegen, oudere, beperkter, gevaarlijker, kostelijker) te exploiteren sites (bijvoorbeeld offshore) die meer complexe technologieën vereisen : een steeds terugkerend patroon in de menselijke geschiedenis.
Dé vraag is altijd weer opnieuw : hoe lang nog kunnen we afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen om onze levensstijl te behouden ?
Het oliedrama in de Golf van Mexico in 2010 met het boorplatform van Deepwater Horizon, een van de grootste milieurampen ooit, typeert de energiecomplexiteit waarmee we worden geconfronteerd. In een zeer ingewikkeld technologiesysteem met vele onderdelen, gebeuren ongelukken vanwege onvoorspelbare interacties tussen sommige van die elementen. Met toenemende ingewikkeldheid zijn storingen als het ware voorgeprogrammeerd.
Gekwalificeerde ingenieurs trachten pannes te voorkomen en voegen daarom - wat allicht niet te vermijden is - meer complexiteit toe. Moet men dan verbaasd zijn dat het begrijpen en besturen van technologische procedés voor (minder gekwalificeerde) operatoren steeds moeilijker wordt ? En dat niet alleen technische - maar ook menselijke - fouten dreigen te vermeerderen ?
Fracking is een methode van hydraulisch kraken om schalieolie en/of schaliegas uit de diepe ondergrond vrij te maken. Eerst scheurt men het brongesteente open, vervolgens wordt er water, zand en chemicaliën onder hoge druk in een boorput gepompt en veroorzaakt men kleine explosies om zo olie of gas vrij te maken. Dit frackingfenomeen, dat vooral sinds 1997 een hoge vlucht heeft genomen, heeft de wereld enig respijt gegeven. Over de gevolgen voor het milieu spreken we dan nog niet.
Maar ook hier stellen we vast dat de beste oliereservoirs eerst werden aangeboord, hetgeen betekent dat de minder interessante voorraden slechts in de toekomst zullen worden aangesproken. Tainter zegt dat het cruciaal is om te trachten het tegenwoordige energieniveau per capita (per gemiddelde persoon) te behouden. Op sommige plekken zal dat lukken met hernieuwbare energie, op andere plekken niet. Die toegenomen technologische complexiteit om olie aan te boren, die ook kostelijker is, leidt tot een probleem van dalende EROI, van dalende netto-energie.
Ons economisch model is gebaseerd op eeuwigdurende groei, op eeuwigdurende expansie. Maar hoe kan er oneindige groei worden gerealiseerd op een eindige planeet ? Daarenboven verplichten de energiewetten ons om rekening te houden met onontkoombare limieten.
Een andere, ongelukkige parallel met het verleden is dat we de problemen van vandaag trachten op te lossen door de toekomst te belasten. De Romeinse bewindvoerders deden dat door de munt te devalueren, een praktijk die in de geschiedenis overigens heel dikwijls werd toegepast. Al decennialang, maar vooral sinds 2008 (het jaar van de wereldwijde financiële crisis), worden de problemen verdoezeld door het aangaan van almaar meer nieuwe schulden. De globale schuldenlast van overheden, bedrijven en gezinnen bedraagt momenteel een in de mensheidsgeschiedenis ongeziene 318% van het wereldBBP.
Nieuw energiemodel
Tainter gelooft ook niet zo in de volgens hem te sterk benadrukte weldaden van de hernieuwbare energie. Hij is niet overtuigd dat we op lange termijn dergelijke energieën kunnen produceren met eenvoudiger en milieuvriendelijker technologie, die minder schade toebrengt aan de aarde, de atmosfeer en de mensen. Windkracht en zonne-energie hebben veel ruimte nodig om betekenisvol te kunnen zijn.
Voorbeeld : het capteren van zonne-energie van het ecosysteem van een grote woestijn. Daarom kan hernieuwbare energie uiteindelijk zelfs meer milieuschade aanrichten dan het gebruik van fossiele brandstoffen. Tainter vreest dat hetzelfde zal gebeuren als datgene wat we nu doen om olie boven te halen : we zullen hernieuwbare energie gaan produceren op locaties die steeds ongunstiger zullen zijn en daarbij gebruik maken van steevast complexere -, duurdere - en risicovollere technologieën.
Een ineenstorting, als en wanneer die opdoemt, zal dit keer globaal zijn. De wereldbeschaving, die tot en met onderling verbonden is door de fysieke en digitale interactie van mensen, goederen en kapitaal, zou in z'n geheel desintegreren.
In antieke gemeenschappen bestond de oplossing voor afnemende opbrengsten erin om een nieuwe bron van bestaansmiddelen, een 'energiesubsidie' als het ware, buit te maken. Wat dus vroeger gebeurde door expansie. In de wereld van vandaag is dat minder evident.
Uit zijn onderzoek leidt Tainter af dat de industriële wereldsamenleving het punt heeft bereikt waarop de opbrengsten, in verhouding tot het algemene investeringspatroon, zijn beginnen zakken. Een nieuwe energiesubsidie is noodzakelijk als we een globale meltdown willen vermijden. Een energievorm die in ruime hoeveelheid aanwezig is, zal volgens Tainter niet in staat zijn om die dreigende situatie volledig om te keren, maar zou het mogelijk maken om de noodzakelijke investering te financieren.
De zoektocht naar een nieuwe energiebron moet de hoogste prioriteit krijgen, zelfs als het aanwenden van middelen uit andere economische sectoren noodzakelijk is.
Elke geïndustrialiseerde natie zou hiervoor in haar begroting een adequaat budget dienen te voorzien. Het is evenzeer wenselijk dat de resultaten van dit energieonderzoek onderling zouden gedeeld worden.
Tot op het ogenblik dat een nieuwe energietoelage actief geïmplementeerd is, zal de levensstandaard van sommige groepen en naties stagneren of zelfs wegzakken. Dit gegeven zal allicht politieke conflicten veroorzaken en met de huidige beschikbaarheid van nucleaire wapens kan dit een gevaarlijke wereldsituatie creëren. Niet alleen Tainter, ook vele andere waarnemers hebben hun bezorgdheid over een dergelijk scenario laten blijken.
Langetermijndenken
Een groot algemeen probleem is dat we als menselijke soort nooit geleerd hebben om ons denken in tijdruimtelijke zin uit te breiden. Onze voorouders daarentegen, die als jagerverzamelaars leefden, werden nooit geconfronteerd met uitdagingen die hen verplichtten om verder te kijken dan hun lokale habitat of verder te denken dan volgende week.
Tainter is van oordeel dat mensen hun verantwoordelijkheid dienen op te nemen om zich te informeren over de kritieke toestand waarin we ons bevinden. Hij pleit ervoor om kinderen op school meer historisch, lange termijn en globaal in plaats van uitsluitend lokaal te leren denken.
Conclusies
Vier concepten leiden dus tot het begrijpen van de ineenstorting van een beschaving :
- Menselijke samenlevingen zijn probleemoplossende organisaties
- Sociopolitieke systemen benodigen energie voor hun instandhouding
- Toegenomen complexiteit brengt een grotere (energie) kost met zich mee
- De investering in sociopolitieke complexiteit als probleemoplossende strategie bereikt dikwijls een fase van afnemende opbrengsten
We leven in de meest complexe samenleving uit de hele wereldgeschiedenis. Hoe graag we ook van onszelf denken om een bijzondere, aparte plaats in te nemen in de menselijke historie, feit is dat industriële samenlevingen van vandaag onderworpen zijn aan dezelfde principes die aanleiding gaven tot de val van vroegere beschavingen.
Het allerbelangrijkste aspect om een economie te runnen is de energietoevoer. We kunnen niet langer een openlijke, eerlijke, ernstige en realistische discussie over onze toekomstige energie blijven uitstellen. Zulk een debat moet ontdaan worden van betweterij, taboes of onbeperkt technologisch optimisme. We kunnen, over de generaties heen, onze toekomst nu plannen en in de hand nemen of we kunnen passief afwachten. Dat en niets anders is onze keuze.
Als je dit een interessant artikel vond, deel het dan even via bvb. de sociale media. Dank !